365
in die Regelen bedoeld, niet behooren de rustkamers en berg
plaatsen van vivres bij compagnieën en detachementen, welke
onder beheer staan van de betrokken commandanten, volgens
de voorschriften, vervat in het reglement op den inwendigen
dienst en in de instructie voor het voeren der administratie bij-
compagnieën en detachementen.
5 De voorraden, die ingevolge 191 der „Handleiding enz."
aan een troepenkorps kunnen worden medegegeven, bevinden
zich niet in laatstbedoelde bergplaatsen, dit moet worden toe
gegeven, al dragen zij in vele opzichten het karakter van de-
vivres, die in den regel daarin aanwezig zijn, nl. dat daaruit
dagelijks aan den troep slechts wordt verstrekt, wat voor de
bereiding van het voorgeschreven menu noodig is. Doch dat
aangenomen moet worden, dat die voorraden zijn opgelegd in
een toicfemagazijn of bewaarplaats, is eveneens een uitspraak,,
die met grond kan worden weersproken. Wel is waar vermeldt
136 der „Handleiding enz.", dat het gedurende de opera-
tiën kan voorkomen, dat doorvoer-, verbruiks- en mobiele „maga
zijnen" moeten worden opgericht, waarvoor in den regel ont
ruimde woningen of loodsen zullen worden gebezigd dan wel
prauwen of andere vaartuigen in gebruik gesteld; dat echter de
wetgever bij het in het leven roepen van artikel 62 der Indische
Compt. Wet ook het oog heeft 'gehad op dergelijke toestanden,
is bijna niet denkbaar. De in de Staten Generaal gewisselde
r stukken kunnen in dit opzicht evenwel geen licht verschaften.
Ivlet zekerheid kan worden aangenomen, dat er niemand gevon
den zal worden, in staat om te beweren, dat de locaiiteiten
welke den kwartiermeester te velde worden aangewezen om zijne
voorraden op te leggen, redelijkerwijze gesproken, beantwoorden
aan de eischen, die men aan een landsmagazijn of bewaarplaats
zoude mogen stellen. Is het dan billijk den beheerder der daar
in opgeslagen voorraden als „comptabele" aan te spreken Ver
antwoordelijkheid kan slechts worden aanvaard, indien ook de
middelen worden gegeven om die te dragen. En nu is het be
kend, dat de kwartiermeester ook met de uiterste inspanning
zijnerzijds niet tegen ontvreemding kan waken. Niet alleen
de zeer primitieve aard van de bewaarplaats kan daartoe aan
leiding geven, maar ook de omstandigheid, dat men te velde in