382
manschappen „pluck" zit, door hen handelingen te laten ver
richten, waarhij licht kwetsuren kunnen worden opgeloopen, bv.
bij het afdalen van zeer steile hellingen, het overgaan van ri
vieren en bij het schermen.
Het schermen beschouwe men enkele malen uitsluitend als
oefening in het aankweeken van durf en voortvarendheid. Men
plaatse daartoe een groepje met sabels en lansen gewapend op
een hoogen wal en late eene sterkere afdeeling met geweren
daarop attakeeren. (Beide partijen van dekkingsmiddelen voor
zien.) Boven op den wal staan een paar vlaggen en men belove
eiken aanvaller die een vlag vermeestert een tiental sigaren.
Het gevecht is aan geen bindende regels onderworpende man
schappen mogen slaan, steken, doorvechten als ze geraakt zijn,
elkaar van den wal afstooten en aan de beenen er van aftrekken.
Er ontstaat een vrij woeste mêlée en zonder wonden aan de
handen of rake klappen op den schouder komen de winners
meestal niet aan hunne sigaren.
Toch zijn dit doorgaans dezelfde kerels: men zal goed doen,
ze bij de spits in te deelen, als er in ernst gevochten moet
worden.
Anderen trachten zich steeds achteraf te houden.
Eens zei een compagniescommandant tegen een milicien, die
er graag op stofte dat hij zijn Indischen diensttijd kalm te Ma-
lang doorbracht en die zich ook aan dergelijke oefeningen steeds
trachtte te onttrekken:
„Kom, van Lummes, moet jij niet eens meevechten?"
„Ik ben niet vechterig uitgevallen, kapiteinzei van Lummes.
Dit is een zonderling antwoord voor iemand, die omhangen is
met al de attributen van een krijgsman.
„Maar erg verstandig", zal de officier opmerken die steeds met
schoone slobkousen thuiskomt.
Wel mogelijk maar èn deze officier èn de milicien van
Lummes hadden beter gedaan met géén soldaat te worden.
Jan. 1905.
d. G.