430 -
De paardenpaden zijn de hoofdvoetpaden, veelal ook in den
regentijd bruikbaar en minder aan tracéverlegging onderhevig
dan de voetpaden. Zij volgen het gunstigst natuurlijk tracé, en
daar ze dienen als marschweg der draagpaarden (petèkké), vor
men ze dus de aangewezen marsch- en communicatielijnen.
Omtrent de voornaamste communicatiën met en in Boni vol
gen hieronder eenige korte aanteekeningen.
I. Van Watamponé naar Palima.
Dit pad voert over zacht golvend, nagenoeg overal open ter
rein voorhij Tjompongé moet over korten afstand een galangan
gevolgd worden. Drinkwater is tot Tjabeengé schaarsch; het
wordt aangetroffen nabij Tjompongé in een put onder een alleen
staanden boom, in de Adjalirang en te Lantja. De kampongs
bestaan grootendeels uit weinige armoedige huizen; slechts Tjin-
rana-Boni en Palima, die elk 100 huizen tellen, leveren voor
eene colonne van eenige sterkte voldoende bivakruimte op.
II. Van Watamponé naar Pampanoewa.
Tot Lantja is dit pad hetzelfde als het sub I vermelde; het
werd in 1859 door den generaal van Swieten gevolgd. In den
drogen tijd levert dit pad geen bezwaren op. Slechts de kam
pongs Timoeroeng en Pampanoewa bieden eene sterke colonne ge
legenheid tot bivakkeeren aan.
III. Van Watamponé naar Watan Soppeng.
Tot Lantja is dit pad hetzelfde als het sub I genoemde. De
afstand van Lantja tot Djampoe bedraagt 16, van hier tot Watan
Soppeng 10 palen. Het pad biedt slechts eenige bezwaren bij
het doortrekken van de heuvels die van N. naar Z. den rech
teroever der Walannaé begrenzen. In den drogen tijd is het bruik
baar voor infanterie, cavalerie, bergartillerie, draagpaarden en
beladen koelies.
IV. Van Watamponéover Tadjong naar Takalala (Mario-ri-wawo).
Tot Kaloe als sub I. Yan hier over golvend terrein naar Oe-
loe; het zijterrein is meestal open en leent zich voor de bewe
ging van cavalerie. De tuinen zijn gewoonlijk omringd door wallen
van opgezette steenen. Bruikbare bivakplaatsen zijn Tjallang,
Katjimpoerang en Oeloe, waar voldoende drinkwater wordt aan
getroffen; het aantal huizen is echter gering.
Yan Oeloe loopen een drietal paden naar Tjitta, waarvan dat