437
tangetje (sikka) uitgetrokken; zij die dit niet doen (voorna
melijk de priesters) laten hem zoo lang en zoo haveloos mogelijk
groeien.
3. Volkskarakter.
Omtrent het karakter der Bonieren valt het volgende aan te
merken.
Zij zijn in den regel hartstochtelijke opiumschuivers en dobbe
laars. Zorgeloos en vadsig, arbeiden zij niet meer dan tot voorzie
ning in hunne behoeften noodig is. Grootendeels is dit echter een
gevolg van de knevelarijen der vorsten en aanzienlijken, die hun
het meerdere ontnemen. Evenwel kunnen zij, wanneer zij willen,
de grootste vermoeienissen en ontberingen doorstaan, en zelfs op
langdurige tochten zijn het goede koelies.
Zij zijn voorts hartstochtelijke liefhebbers van hanengevechten
en van het jagen op herten, en toonen zich daarbij stoute terrein-
ruiters. Zij zijn trotsch, heersch- en wraakzuchtigeigenschappen,
die niet zelden aanleiding geven tot bloedige gevechten en amok-
partijen.
De Bonieren zijn zeer getrouw aan de gebruiken der voor
vaderen en bijgeloovig; ze munten boven de andere Boeginepzen
uit door vormelijkheid en beschaafde taal en zijn zeiven ook
zeer gevoelig voor eene vormelijke bejegening. Yoor perso
nen van vorstelijke afkomst heeft de Boeginees ontzag, vooral
indien welbespraaktheid en goede manieren zich daaraan
paren.
Ofschoon polygamie onder hen zeer veel voorkomt, zoo hebben
zij toch veel voor hunne vrouwen over, zoodat aan dezen veelal
een onbeperkt recht in de huishouding en niet zelden bemoeie
nis in het bestuur wordt geschonken.
De Boegineezen worden veelal geacht oorlogzuchtig en dappei
te zijn. Het eerste is waar, het laatste wordt door velen tegen
gesproken. Volgens van Staden ten Brink zijn zij, vooial in het
open veld, laf. Een paniek onder hen, zegt hij, is niet zeldzaam
het rollen van den donder, bij nacht het zoogenaamd verschieten
van een ster en meer dergelijke zijn daartoe voldoende. Ook de
expeditie in 185960 heeft niet bewezen, dat de Boegineezen
een dapper volk mogen genoemd worden.