438 4. Be godsdienst. De godsdienst die door de bevolking van Boni, zoowel die, welke aan de kust als die welke meer binnenslands en in het gebergte woont, beleden wordt is de Mohammedaansche, tot wier omhelzing de Boegineezen omstreeks het jaar 1611 door de Makassaren met kracht van wapenen gedwongen werden. De voorschriften van den koran worden echter slecht opge volgd; o.a. geldt dit van de dagelijksche gebeden, die door velen worden verzaakt. Het aantal hadji's is zeer gering, zoo ook de invloed door dezen uitgeoefend. De strenge afscheiding in standen is oorzaak dat de hadji's geen invloed krijgen, de adel toch duldt geen inbreuk op hare privilegiën. Hoe weinig men zich om het zuiver Mohammedanisme bekommert, blijkt voorzeker in de eerste plaats hieruit, zegt Dr. Matthes, dat de Boeginees, tot groote ergenis van den geloovigen Arabier, zulke heidensche priesters en priesteressen als bv. de Bissoe's zijn, niet alleen duldt, maar hen zelfs hooge eer bewijst. Nergens wordt in dit uitgestrekte rijk eene mesigit of iets wat daarop gelijkt aangetroffen. Slechts hier en daar vindt men verwaarloosde bamboezen loodsen, die den reiziger als mesigits of godshuizen worden aangewezen. Zelfs de ten gevolge van den laatstgevoerden oorlog (1859—60) ingestorte steenen mesigit ter hoofdplaats verkeert nog steeds in vervallen toestand. De vorst van Boni is het hoofd van den godsdienst in zijn land. De wereldlijke hoofden beheerschen de geestelijkheid; invloed van dezen op staatszaken wordt niet geduld. 5. Standen. De Bonieren zijn evenals de overige volken van Zuid-Celebes verdeeld in drie standenadel, middelstand en slaven en pan delingen. Tot den adel bebooren de afstammelingen van het oude vorsten geslacht en van de hoofden der vazalstaten. Slaven worden tegenwoordig slechts door een vonnis tot dien stand gebracht. Pandelingen zijn degenen, die zich voor gemaakte schulden verpanden of die zich onder de hoede stellen van den vorst of van een hoogwaardigheidsbekleeder, bijvoorbeeld na gepleegden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 454