439
moord of doodslag, ten einde zich te onttrekken aan de weder
vergelding. Zij ontvangen van de pandhouders slechts voeding
en kleeding, zoodat ze zelden in staat gesteld zijn, zich vrij te
koopen; integendeel, om opnieuw gemaakte schulden te betalen
verpanden de ouders dikwerf hunne onmondige kinderen, waar
door dan eene erfelijke slavernij ontstaat. Het lot der slaven
en pandelingen is echter dragelijkaan de hoven der vorsten en
edelen dienen ze meer tot statie en voor allerlei huisdiensten
dan om veldarbeid te verrichten. In het algemeen kan hunne
positie worden vergeleken met die der lakeien en dienstbo
den bij de Westersche natiën. Zij kunnen zelfs kleine ambten
bekleeden.
6. Middelen van bestaan.
a. Landbouw. De landbouw laat, ten gevolge van de gebrek
kige inrichting van ploeg, egge en patjol, van het gebrek aan
ploegvee en van de afname van de bevolking als gevolg van
slechte toestanden in het bestuur, veel te wenschen over.
Zoo is Lappa-ri-adja, dat vroeger een duizend pikol rijst op
bracht, na de expeditie van 1860 bijna geheel ontvolkt, zoodat
de sawahs braak liggen. In de lagere streken aan de Tjinrana,
waar de velden kunstmatig van water worden voorzien, wordt
de rijst tweemaal 'sjaars geoogst. De overige velden, die van
den regenval afhankelijk zijn, worden slechts eenmaal 'sjaars
beplant, doch de oogst mislukt meermalen ten gevolge van het
te vroeg of te laat planten. Na den padioogst worden de vel
den met djagoeng beplant, wat echter afhankelijk is van den
meer of minder gunstigen padioogst, omdat als die oogst gun
stig is geweest de bevolking niet voor den dag van morgen zorgt.
Yan de koffiecultuur wordt tegenwoordig slechts zeer weinig
werk gemaakt, zoodat het te voorzien is, dat deze eertijds zoo
belangrijke cultuur geheel zal verloopen.
b. Veeteelt. Ook de veeteelt gaat ten gevolge van de vele roo-
verijen en de groote sterfte onder het vee sterk achteruit, niet
tegenstaande Boni overigens eene uitmuntende gelegenheid voor
de veeteelt aanbiedt. Met den veestapel, hoofdzakelijk bestaande
uit paarden en karbouwen, is het dan ook treurig gesteld. De
eigenaren besteden weinig zorg aan hunne paarden, die in het
Dl. I, 1905. 32