452
In dat geval nemen de strijders, volgens Perelaer, hunne levens
middelen mede en blijven zij zoolang onder de wapens als de
voorraad strekt; kunnen zij die niet aanvullen, dan keeren zij
naar hunne woonplaatsen terug, om zich opnieuw van benoo-
•digdheden te voorzien of om door andere strijders vervangen te
worden. Ook v. Staden ten Brink beweert hetzelfde en zegt ver
der, dat zij in de voorziening van hunne noodzakelijkste levens
behoeften, zooals zout en opium, zeer slordig zijn en spoedig ge
brek krijgen, zoodat zij nimmer langdurig kunnen standhouden.
Zelfs plunderen zij, wanneer de nood dringt, de kampongs hun
ner eigen landgenooten om in hun voeding te voorzien.
Dat de Boegineezen echter niet altijd even slordig waren in
hunne verpleging, blijkt wel uit het feit, dat onze troepen soms
in hunne versterkingen belangrijke voorraden aantroffen. (Den
18en Nov. 1868 vonden onze troepen te Saloe Saloe in La-
moeroe drie huizen, goed gevuld met padi, en eenige loodsjes
•vol zout.) Yan eene geregelde aanvulling van gesneuvelde, ge
wonde, zieke en vermiste strijders is geen sprake.
III. De wijze van oorlogvoeren.
a. Onderling.
Wanneer de vorsten der zelfbesturende staatjes op Zuid-Celebes
tot eenen onderlingen strijd wenschen over te gaan, verzamelen zij
allereerst de rijksgrooten en andere voorname personen des lands,
om daarover te beraadslagen. Indien de vergadering den oorlog
als noodzakelijk beschouwt, wordt, althans in Boni, eene oorlogs
verklaring (timoe2 moesoe) aan den vijand gezonden. Wanneer
nu het rijk waaraan men den oorlog verklaard heeft niet wil
toegeven of zich onderwerpen, zoodat men zich aan weerszijden
ten strijde rust, zendt de vorst van Boni aan elk van zijne pase-
adjingang (leenmannen die bloedverwanten zijn van den vorst)
een bila2 i. i. een reep lontarblad, waarin zooveel platte knoopen
gelegd zijn, als er nog dagen moeten verloopen eer de krijg
aanvangt. Ofschoon nu een leenman gewoonlijk bereid is om
gevolg te geven aan de oproeping tot den strijd, gebeurt het toch
wel eens, dat hij niets daarvan weten wil. Geschiedt de wei-
gering zonder geldige reden, dan mag zij niet ongestraft blijven.
Het ligt voor de hand, dat de vorst, gelijk bij alle volken in