457 4 uur ten N. van Badjoé gelegen) voldoende, om een groot ge deelte der strijdbenden van Badjoé daarheen te doen trekken, waar door de tegenstand op het ware landingspunt zeer gering werd. Tot een aanval op of eene overvalling van onze bivaks gaan de Boegineezen zelden over. Wel verontrusten zij soms de bivak- keerende troepen door het afgeven van enkele schoten, doch dit kan meer beschouwd worden als een gevolg van hun eigen vrees van door ons te zullen worden aangevallen dan als een teeken dat zij zelf daartoe willen overgaan. Is de Bonier zoodanig geslagen dat zijne benden alle samen hang hebben verloren, dan trekt hij zich zeer verspreid en in groote wanorde naar de hoofdplaats of den zetel van den vorst terug, om zich daar opnieuw te verzamelen en alle krachten in te spannen om die plaats te behouden, of wel hij trekt zich terug in het gebergte of in de mede in oorlog zijnde naburige landen. Slaagt men er in den aanvoer van zout, opium en andere noodzakelijke behoeften waarvan zij zich in het gebergte niet kunnen voorzien te beletten, dan zullen de benden spoedig ver- ioopen. In het omgekeerde geval ontstaat de voor onze troepen afmattende guerillaoorlog. Worclt vervolgd.) J. VAN DER WeIJDEN.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 473