498
zijnde aan een onderzeesche boot welke zich 20 mijl van den
wal begeven heeft en 7 mijls vaart bezit, kan onder den wal
U/o uur lang ageeren, voordat de boot terug kan zijn om het
schip opnieuw aan te vallen. Met een aantal booten tegen een
opstoomenden vijand wordt het nadeel van de geringe vaart
belangrijk minder. Onderstellen wij om zulks te doen uitkomen,
dat een aantal 7 mijls booten, welke op onderlinge afstanden
van zes mijl liggen te wachten, een aantal vijandelijke schepen
welke 14 mijl loopen op zes mijl afstand kunnen zien aankomen.
Als de schepen achter elkander aan stoomen sluiten de booten
welke het meest in de koerslijn der schepen liggen op, en zullen
stellig 2 booten zich tijdig op die koerslijn kunnen bevinden om
het doorstoomen voor de schepen aan het hoofd uiterst moeilijk
te maken, terwijl de schepen welke de lijn van booten door
braken door deze gevolgd kunnen worden, en gedwongen zijn voor
•een tweede maal de lijn te passeeren, daar de ruimte tusschen
den wal en de booten een te gevaarlijk terrein is om zich op
te houden. Evenals in het eerste geval, zouden zulke schepen
1.5 uur lang onder den wal kunnen ageeren, maar de kans dat
zij ten prooi vallen aan de booten zou dan zóó groot zijn, dat
wel geen enkel eskader zoodanige handeling zal beproeven. Als
•de schepen in één linie in den Dreede of in eenige andere bree-
•de formatie aankomen, worden de kansen voor de booten nog
belangrijk beter.
Wat het nadeel betreft van indirect naderen, moet men niet
vergeten, dat dit zich eerst ernstig doet gevoelen bij lang onder
water varen, waartoe eigenlijk bij het aanvallen van schepen
geen aanleiding bestaat. Groote afstanden onder water afleggen
heeft alleen zin als alle torpedo's zijn afgeschoten. Bij het overgaan
tot den aanval zal men tot ongeveer 3 mijl afstand in den „awash"
toestand naderen, op welken afstand de kans om een zich ver.
plaatsend klein voorwerp te raken, dat enkele decimeters boven
water uitsteekt, voor een schip dat vaart loopt vrijwel nul is.
Tusschen 3 en 1 mijl afstand moet men met korte tusschen-
poozen duikende naderen, daarbij met zorg trachtende de goe
de richting te behouden. Men mag gerust aannemen, dat een
met 14 mijls vaart loopend schip uiterst weinig tref kans zal heb
ben op een klein voorwerp dat de kleur heeft van het water, tel-