531 stin. Dit kan van belang zijn, voor het geval men Boni in het genot van zelfbestuur wenscht te laten. Na dit korte geschiedkundige overzicht, wenschen wij thans een oogenblik stil te staan bij de redenen, waarom een krachtig optreden in Boni dringend noodig moet worden geacht. Reeds boven deelden wij mede, dat Boni bij den val der O. I. Compagnie een dreigend gevaar voor het Europeesch gezag op- Celebes begon te worden. De expeditie van 1824 bracht in dien toestand weinig verandering, steeds bleef de verhouding tusschen het Gouvernement en Boni gespannen. In zijne bekende nota van 1849 wees de Gouverneur-Generaal Rochussen op de noodzakelijk heid om, behalve inlijving van Paré-Paré als groote afvoerplaats van producten, een punt aan de Baai van Boni te bezetten en wel te of nabij de kampong Tjinrana (aan de monding van de- rivier van dien naam, die als de slagader van het Boegineesche rijk kan worden aangemerkt), van waar uit Boni, Soppeng en Wadjo steeds in bedwang zijn te houden. In de nota gevoegd bij het Gouvernementsbesluit van 21 De cember 1858 no. 13 werd eveneens dit beginsel van Rochussen voorgestaan, zoodat men had mogen verwachten, dat na den oorlog met Boni (1859—1860), toen wij de rijkssieraden, het sym bool van het gezag, in handen hadden, een punt nabij de mon ding der Tjinrana-rivier bezet zou zijn geworden, ten einde voor het naleven van het contract te kunnen waken en van daar uit Boni, Wadjo en Soppeng in bedwang te kunnen houden. Dit gebeurde echter niet. Men bepaalde er zich toe, een gedeelte van het rijk, grenzende aan ons gebied van Boeloekoemba, bij het Gouvernements grondgebied te voegen en het rijk in leen af te staan aan een door ons gekozen en op ons steunenden vorst, doch geen ambtenaar of bezetting was er, om op de nakoming van het contract toe te zien en aan dat toezicht kracht te verleenen. Men huldigde het stelsel van onthouding, dat de kiem in zich droeg voor alle latere verwikkelingen. De vorstin, die van 1871 tot 1895 op den troon zat, de dochter van onzen vriend van 1860, was ons goed gezind. Ook van haren opvolger had men goede verwachtingenreeds prijkte zijn borst met de Groote Gouden Ster voor Trouw en Verdienste, en bij zijn optreden her-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 547