540 danten, 1 sergeant-majoor, 1 sergeant-fourier, 8 sergeanten, I korporaal-fourier, 16 korporaals, 4 hoornblazers, 82 soldaten der- Ie, en 187 der 2e klasse, 3 paarden (voor elk der officieren één) en 118 muildieren. Daar, zooals reeds gezegd, voor elke 2 man op 1 muildier gerekend is, telt de compagnie een 20-tal reserve manschappen zij is steeds op oorlogssterkte en is ingedeeld in 4 sectiën, elke sectie bestaat uit 2 halve sectiën en elk dezer weer uit 2 escouades. Aangezien de gewone en natuurlijke gang van het muildier de stap is, is rijonderricht voor de manschap pen niet noodig; zij moeten alleen leeren vlug op- en afstijgen, benevens de verzorging en de bepakking der dieren. De gemiddelde marschsnelheid bedraagt 6 K. M. per uur; de- te voet gaande manschappen kunnen niettegenstaande het klimaat gemakkelijk volgen, daar ze geen ransel te dragen, hebben. Om te voorkomen dat de bereden compagnie een speciaal karakter aanneemt en dat er zich instinctmatig en onwillekeurig, een wapensoort zou vormen tusschen infanterie en cavalerie staande, wordt elk jaar een andere compagnie van het regiment als „compagnie montée" aangewezen. Elk muildier draagtéén ruiter, de uitrusting van twee man, benevens vivres en fourage voor twee a vier dagen. Kleeding en bewapening der manschappen zijn dezelfde als die der niet- bereden compagnieën, met dit onderscheid, dat zij geen slobkousen dragen en in stede van een ransel sacoches hebben. De marschvorm is de volgende: elke sectie vormt een afzon derlijke colonne, als het ware een carréde binnenruimte daar van wordt ingenomen door de muildieren met hunne ruiters, die per colonne met vieren marcheeren; voor- en achterflank wor den gevormd door 2 gelederen, de zijflanken door 1 gelid te voet. gaande manschappen. Tijdens het gevecht blijft op vier dieren één muildierhouder achter; bij een aanval op een vijandelijke stelling kunnen de dieren per sectie in een kring opgesteld worden, in welk geval 4 muildierhouders in totaal voldoende zijn. Aangezien deze bereden infanterie niet in eigen veiligheid op marsch kan voorzien, wordt altijd cavalerie aan haar toegevoegd, waarmede zij dan „colonnes légères" vormt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 558