554
stroomingssnelheid van het gas als in het eerste geval (dit is
ongeveer waar, wanneer aard en aantal der beschadigingen in
het omhulsel nagenoeg gelijk zijn) moet in denzelfden tijd de
stijgkracht van den ballon met hetzelfde bedrag verminderd zijn,
doch, aangezien het gewicht kleiner is geworden, is de bewe
ging minder versneld dan in het eerste geval en dus zal de
ballon later op den grond komen. De dalende beweging is der
halve langzamer naarmate de kabel zwaarder weegt.
Voorbeeld.
Een kabelballon met 60 K.G. stijgkracht en normaal kabelge
wicht wordt, na tot op 500 M. opgelaten te zijn, tot dalen ge
bracht. Hoeveel tijd is er noodig om tot op 300 H. te zinken?
(In de onderstelling, dat bij 200 M. daling, ook 200 M. kabel
op den grond komt te liggen).
Op 300 M. is het gewicht van den ballon met ongeveer 36 K.G-
verminderd (gewicht van 200 M. kabel). De stijgkracht moet van
het begin der daling tot dit punt met hetzelfde bedrag vermin
derd zijn. Het volume van het uitgestroomde gas bedraagt dus
Vl= Ai-A» =36 MS'
Neemt men voor den geheelen duur der beweging eene gemid
delde uitstroomingssnelheid van het gas c aan en is het ge.
zamenlijk oppervlak der uitstroomingsopeningen f, dan be
draagt de tijd noodig voor het ontsnappen van 36 M3. gas:
Vt 36
1 c.f c.f
Weegt echter het op den grond liggende gedeelte van den kabel
slechts 6 K.G. (bij proefballons met kabeldikte van 6 m.M. en
minder), dan is, berekend als boven,
V2 - --t- 6 M3. en t.—
Ai— As c.f
De ballon met lichteren kabel daalt dus veel sneller, wat op het
proefveld ook gebleken is.
4. Snelheden der willekeurige beivegingen van den ballon.
Ballons die aan bespannen ballonvoertuigen zijn verbonden
kunnen in verticale richting, door den kabel te verlengen of te