561
ting, Links en Rechts", dan zullen wel enkele schoten als moe
ten worden aangeteekend, doch meestal zal men het (-}-) of
van het salvo, om het eens zoo te blijven noemen, kunnen bepalen.
Onderstaande tabel en fig. 4 zullen dit verduidelijken.
No.
in
fig.
Waarneming
in de batterij
of van den
Linkerzijpost.
Waarneming
van den
Rechterzij-
post.
Ligging
van het
springpunt.
1
in de richting
in de richting
r~
2
id.
links
3
id.
rechts
4
rechts
in de richting-
5
id.
links
6i, 6 en 62
id.
rechts
7
links
in de richting
8i, 8 en 82
id.
links
9
id.
rechts
Daar de afmetingen van den ballon op de groote afstanden ge
ring zijn en dus het schatten van de grootte der afwijkingen niet
mogelijk is, kan men die grootte toch wel meten met eenrichtvlak.
In dit geval kan de grootte der afwijking en de ligging van
het springpunt voor ieder schot nauwkeurig worden bepaald.
Men kan dan volstaan met eene eenvoudige waarnemingslijst
van onderstaand model.
Wordt uit de batterij waargenomen, dan is de waarneming der
breedteafwijking tevens die van het schot. In andere gevallen
wordt de zijdelingsche afwijking gevonden door de som (als beide
afwijkingen rechts of links zijn) of het verschil (als beide waar
nemingen tegengesteld zijn) der waarnemingen te halveeren.
Geschiedt de waarneming uit vaste waarnemingsposten en is
hierbij de tangens van den waarnemingshoek grooter dan 300 °/00
en verschilt de lengte van de waarnemingslijn aanmerkelijk met
den schootsafstand, dan moet nog eene correctie worden aan
gebracht. De waarneming geschiedt op deze wijze geheel als
vermeld wordt in het „Voorschrift op de Richting, Waarneming,
Plaatsbepaling en den Seindienst."