572 -
"bewezen, terwijl ik met het tweede gedeelte volkomen kan mede
gaan, zoodat de man alleen gestraft wordt wegens het aan
nemen van een ongepasten toon tegenover een meerdere in graad.
Stel nude man reclameert en dient eene naar behooren ge
schreven verantwoording in, waarin hij, zonder de grenzen eener
gepaste verdediging te buiten te gaan, tracht aan te toonen, dat-
hij niet schuldig is aan het feit, waarvoor hij gestraft is. Mijn
chef evenwel kan hij daardoor niet overtuigen, en tot overmaat
van ramp neemt deze kennis van al wat gebeurd is. Het feit
dat ik ongestraft heb gelaten, hetzij omdat ik het niet strafbaar
vond, dan wel omdat ik het onvoldoende bewezen achtte, is naar
zijn oordeel wel degelijk strafbaar en naar eisch bewezen. Wat
te doen in zoo'n geval? De kapitein Munter erkent, dat de chef
van den strafoplegger zich er eenvoudig bij neer te leggen heeft;,
maar het middel dat hij aan de hand geeft is nog een graad-
erger en geheel en al in strijd met de wet. Hij wil nu, dat
de chef van den strafoplegger de reclame dermate ongegrond zal.
verklaren, dat zij slechts aan verregaande oneerbiedigheid kan
worden toegeschrevenhij wil m.a.w. den reclamant op die ma
nier een straf toedienen, die hij bij de eerste behandeling der
zaak door een minder juist inzicht van den strafoplegger ont-
loopen is.
Hiertegen kom ik met alle kracht in verzet. De chef van den.
strafoplegger heeft alleen te oordeelen over de gegrondheid dei-
bij hem ingekomen reclame, en hij gaat zijne bevoegdheid ten.
eenenmale te buiten als hij van andere feiten kennis neemt dan
die waarvoor de straf is opgelegd. In zijne hoedanigheid van
berechter der reclame kan hij zelfs aan geen enkel wetsartikel,
de bevoegdheid ontleenen den strafoplegger deswege de minste
of geringste opmerking te maken. Alleen kan hij in zijne hoe
danigheid van administratief chef den eersten strafoplegger'
mededeelen, dat hem hij de behandeling van de zaak gebleken,
is, dat hij geen behoorlijk gebruik weet te maken van de hem
toegekende bevoegdheid tot straffen, en in verband daarmede
kan hij de maatregelen treffen, die hem wenschelijk voorkomen..
Maar dit gaat geheel buiten de eigenlijke reclame-zaak om.
De hoofdsti-ekking van het betoog van den kapitein Munter is-
wel, dat noch de krijgsraad noch de chef van den strafoplegger'