588
Het roest had echter totaal geen invloed. Vervolgens verergerde-
men het roesten door een zuur- en zoutoplossingde loopen waren
nu uiterst zwaar beroest, doch ook dit had geen nadeeligen invloed.
Hierop werden diepe roestputten nagebootst door stukjes uit de
velden te nemen, en toen ook dit niet bleek te schaden, werden
deze putjes gaandeweg grooter gemaakt tot het eindelijk in
gesneden ringen waren van lc. M. breedte. De schietwaarde bleek
ook nu nog even hoog te zijn; geweren met de ringen dicht bij,
de monding vertoonden echter afwijking.
De verklaring ligt eenvoudig hierin, dat het stalen mantel
projectiel met zijn langen cylindervorm geen invloed ondervindt
van plaatselijke uitzettingen.
We komen dus tot de gevolgtrekking hoe minder poetsen hoe
heter. Om ook deze bewering te staven maken wij nog melding
van de proeven genomen bij het 8e, 6e en 7e Reg. inf. in.
Nederland.
Bij het 8e Reg. werden de loopen na het schieten eerst schoon-
geveegd en daarna ingevet met loopenborstelsbij het 6e en 7e
Reg. werden zij na het schieten alleen ingevet. Eéns in de maand
werden de loopen bij alle drie regimenten schoongemaakt met
zeepsop en een pompstok met werk. Bij het 6e Reg. deed men
zulks echter, na verloop van drie maanden, om de 14 dagen.
De resultaten nu bleken het duidelijkst bij de wapens van de>
lichting 1903, welke vóór de proef alle nieuw waren.
Waar het 8e Reg. het meest gepoetst had, bleek dan ook, dat
van 52 dezer geweren er 8 waren wier kaliber 1/100 m.M. en 4
wier kaliber 2/100 m.M. verwijd was. Hierop volgde het 6e Reg.,
waar van 46 geweren er 5 met 1/100 m.M. kaliberverwijding
werden aangetroffen, terwijl bij het 7e Reg. van 53 geweren er
geen enkel een kaliberverwijding van 1/100 m.M. had bekomen.
Wel een treffend bewijs dus, dat waar hier het minst gepoetst
was ook geen der geweren bij de proef geleden had.
Uit de bovenvermelde resultaten der gehouden inspectie zul
len mijne lezers wel tot de overtuiging gekomen zijn, dat het
kwaad zoo spoedig mogelijk gestuit moest worden en het dus
hoog tijd werd, dat de troep er van op de hoogte kwam hoe het
geweer te onderhouden. De meester-geweermakers werden dan
ook opgeroepen naar de Werkplaatsen voor Draagbare Wapenen