589 <om aldaar eens duchtig onder handen genomen te worden. Wa pencursussen werden ingesteld om officieren van wapening te ■vormen en nog telken jare hebben deze cursussen plaats. Hierbij worden ook officieren van het Ned.-Ind. leger gedetacheerd. Zoo langzamerhand kunnen we dus in Indië ook officieren van wapening krijgen, die de daartoe noodige voorbereiding hebben genoten, 't welk zeer zeker in 't belang van de wapening is te achten. Geef ik nu een antwoord op de in 't begin gestelde vraag, of de slechte schietuitkomsten niet mede voor een groot ge deelte te wijten zijn aan den minder goeden toestand van vele ■onzer geweren M. 95, dan is dit een volmondig „ja". Staat de compagnie aangetreden en kijkt men naar de monding ■der geweren, dan komt men tot verrassende resultaten. Er zijn er met een eivorm, er zijn er met veelhoekvormen van allerlei 'gedaanten, bij vele gaat de kogel er even gemakkelijk aan de monding in als aan het achtereinde, er zijn er waar men zijn pink Ic.M. in kan brengen. De meeste zijn van boven uitge sleten, de schoten vallen dan te hoog; is deze afwijking in de hoog te constant, dan is het geweer voorloopig te redden door korrel- verhooging, of uitfreezing. Ik zeg voorloopig, want het slijtings- procès gaat tot nu toe vrijwel ongestoord zijn gang in het Ned.- Ind. leger. Dat de monding naar boven is uitgesleten, vormt een prachtig bewijs, dat het pompkoord hier de schuldige is. Het zij de man dit vastbindt aan zijne krib (de Europeaan doet zulks graag), of de hulp inroept van een kameraad, het koord schuurt steeds langs den bovenkant, omdat [het geweer met het vizier naar boven wordt vastgehouden. Daardoor slijt dus de loop aan de bovenzijde meer en neemt deze slijting meer en meer toe naar de mondingde kogel wordt op zijn weg door den loop geleidelijk naar boven gedrukt, waarin de verklaring ligt van het te hoog vallen der schoten. „Het slijtingsprocès gaat vrijwel ongestoord zijn gang", schreef ik en ik kon hier al tegen inbrengen, „wij hebben toch een monding beschermer!" Ja, zeker, die hebben we ook, maar even sterk als ■de loop aan de monding sleet, slijt hij nu nog aan de kamer, ■daar de evenzeer noodige kamergeleiders nog altijd ontbreken Baancommandantenhoe dikwijls hebt ge al niet opgemerkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 607