596 -deelstrepen zijn aangebracht welke 7.5 m.M. uit elkaar liggen. Eene verplaatsing van 0.1 m.M. van het hoogste punt der korrel in horizontalen of verticalen zin komt op 50 M. overeen met een •verplaatsing van het middelste trefpunt van 7.5 m.M. in tegen gestelde richting. Door dus lengten van 7.5 m.M. als eenheden aan te nemen, geeft het maatje, nadat het middelste trefpunt bepaald is, dadelijk aan hoeveel 0.1 m.M. verplaatsing van den 'korrel noodig is en leest men zulks eenvoudig af. Om het bepalen der correctie zoo zuiver mogelijk te doen ge schieden, is het wenschelijk, alvorens in te schieten, zich een tref ferbeeld te verschaffen met een als goed bekend staand geweer, •en hieruit de ligging van het middelste trefpunt te bepalen. Af gescheiden toch van den invloed der patronen, zal dezelfde schut ter met eenzelfde geweer op verschillende dagen verschillende middelste trefpunten verkrijgen, en wel doordat de atmosferische invloeden zich verschillend doen gelden. Moet men dus geweren inschieten, dan gaat men eerst den invloed der atmosfeer voor dien dag op voornoemde wijze na en meet ten opzichte van dit middelste trefpunt de ligging der middelste trefpunten der beel- ■den, gevormd door de in te schieten geweren. Op deze wijze kan dus de aan te brengen correctie zoo nauwkeurig mogelijk berekend worden. Reeds heb ik aangehaald, dat, indien de schoten te hoog vallen, de geweren gewoonlijk aan de monding naar boven zijn uitgesleten en zij hersteld kunnen wordendoor korrelverhooging, of unfree zing. Het verhoogen van de korrel kan slechts binnen zekere grenzen geschieden. Is nl. de monding te veel en te ver uitge sleten, dan helpt korrelverhooging niet meer, ook al zette men er een op, ter grootte van een vuist. Toch worden maar steeds hoogere korrels aangevraagd. Een meer doeltreffende herstelling is het zg. uitfreezen, waar onder men verstaat, het uitboren van den loop tot op zekeren afstand van de monding. Door het wegnemen der gesleten vel den blijft de kogel zijn goede baan behouden en is de loop als 't ware slechts een weinig korter geworden. Het uitfreezen mag echter niet verder geschieden dan tot op 10 c.M. van de monding- elke c.M. uitfreezing vermindert de aanvangssnelheid met 1 M. Dit mag echter van geen nadeeligen invloed op het schot

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 614