"\7" -A- IR- X Een en ander omtrent de tactiek der Russen en der Japanners. De majoor van den Oosten rij kschen generalen staf Ritter von Hoen heeft onlangs te Weenen, naar aanleiding van officieele mededeelingen van militaire attache's, een voordracht gehouden over den Russisch- Japanschen oorlog. Aangaande die voordracht is het volgende aan de Danzers Armee-Zeitung ontleend De invloed van het rookzwakke buskruit op de bevelvoering is voor deze niet gunstig, vooral omdat men de sterkte van vurende afdeelingen niet kan onderkennenzoo gelukte het bv. in den slag aan de Shaho aan een Japansch Gardebataljon, dat zich over een frontbreedte van 4000 M. had ontwikkeld, een geheele divisie te verlokken tot een geregelden aanval; de divisie werd tot het vallen van den avond tegengehouden. Wederom heeft de infanterie getoond het wapen te zijn, waarvan in den slag de beslissing afhangt; aan zijn licht uitgeruste en beweeglijke infanterie dankt Japan zijn succes. Yóór den aanval leggen de Japanners den ransel af, dikwijls ook den mantel en het tentdoek, en nemen in stede daarvan vier rations rijst mede en zooveel patronen als zij maar dragen kunnen. In den zomer wordt de onpractische zwarte uniform ver vangen door khakikleeding. Bij den aanval vormen de Japanners een zeer sterke eerste linie, het meerendeel der compagnieën komt in de vuurlinie; compagnies-reserves worden nooit afgezonderd. Die geringe sterkte der reserve zou volgens onze begrippen slechts tegenover een geheel passieven tegenstander op haar plaats zijn. De tirailleurlinie aanvankelijk zeer open, later verdicht tot op twee pas per man gaat, zoodra zij in 's vijands vuur komt, met kleine sprongen van 60 tot 70 pas voorwaartsde officieren en dapperste manschappen loopen vooruit en allengs verzamelen de overigen zich in de nieuwe positie; bijna uitsluitend wordt de looppas toegepast. Het vuur wordt in het algemeen zeer vroeg geopend, dikwijls reeds op 2000 pas. Van elke twee man vuurt er één terwijl de andere graaft; de Japanners verstaan het uitmuntend zich, op den buik liggend, in te graven en on gemerkt in hun schietkuil te verdwijnen. Ook de reserves, die zich aan vankelijk in de ook bij ons gebruikelijke formaties bevinden doch spoedig overgaan op één gelid met twee pas tusschenruimte tusschen de man-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 625