- 608 schappen, graven zich onmiddellijk bij elk halthouden in. De reserves worden gebezigd tot verlenging zoowel als tot verdichting van de vuur linie; het medeslepen van die linie door aanrukkende reserves werd niet waargenomen. Blijkt een aanval teveel verliezen op te leveren, dan blijft de vuurlinie op minstens 1000 pas van de tegenpartij liggen en voert daar een vuurgevecht tot het invallen der duisternis; terugtrekken terwijl het nog licht is doet men niet, dit zou gelijk staan met algeheele vernietiging; 's nachts trekt men terug of zet meu den aanval verder door. In het doen van nachtelijke aanvallen en het zich 's nachts bewegen binnen de aanvalsruimte zijn de Japanners zeer bedreven; men beoefent in vredestijd zelfs het gevechtsexerceeren van het bataljon op teekens met de electrische zaklantaarn Immer fertig". De nachtelijke aanval ge schiedt meestal in kleine verbandentoch had eens 's nachts een door gezette aanval met 23 compagnieën plaats. De ervaring leert, dat 's nachts slechts kleine plaatselijke resultaten te verkrijgen zijn; de uitslag hangt grootendeels van het toeval af. Nachtelijke ondernemingen matten den troep zeer af. Met betrekking tot de vuuruitwerking is de slag aan de Yaloe zeer interessant. De Russen kenden de afstanden in het voorterrrein nauw keurig en vuurden rustig en welgericht; desniettegenstaande leed de Japansche Garde slechts 5, de divisie die den aanval tot aan den storm doorzette nauwelijks 7 °/0 verliezen. Merkwaardig is de ruime munitieuitrusting der Japannersde man draagt minstens 200 patronen bij zich. De munitieaanvulling tijdens het gevecht geschiedt zeer geregeld; kleine draagdieren brengen de munitie zoover mo gelijk naar voren, terwijl een doelmatige verpakking het mogelijk maakt door één man 700 patronen in de vuurlinie te doen sleepen. Toch hebben de Japanners ten gevolge van hunne enorme munitieverspilling dikwiils gebrek aan patronenna het vervolgende vuur het meest werkzame gevechtsmoment hebben zij gewoonlijk geen munitie meer en zijn dan niet in staat de vervolging verder voort te zetten. Over de cavalerie valt weinig te zeggen die der Japanners, van welke men geen groote verwachting koesterde, heeft verrassend goed voldaan. Dat de kozakken bij den ophelaeringsdienst weinig presteerden is, behalve aan het moeilijke terrein en aan de mindere geoefendheid der afdeelin- gen, grootendeels bestaande uit manschappen van den tweeden en derden ban, toe te schrijven aan de door de Japanners genomen maatregelen om een verkenning door de tegenpartij te bemoeilijken. Tot bedoelde maat regelen behooren o.m.: het ingraven der voorposten, het legeren van de hoofdmacht in de diepte, het maskeeren der marschen door infanterie, het gebruik maken van den nacht voor gewichtige troepenverplaatsing, het maskeeren van liniën die ingezien kunnen worden, enz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 626