74
gen, ook het bezwaar, als zoude de geringere vuuruitwerking
van een met karabijn bewapenden troep op afstanden boven 1000
M. een ongunstigen invloed op zijn moreel uitoefenen, moet niet
te breed uitgemeten worden. Het geldt hier niet dezelfde wan
verhouding als in de infanteriebewapening der tegenstanders
van '70 '71 bestond, waar de eene partij, zoo te zeggen,
de andere niet met haar infanterievuur kon bereiken op 600 M.
en meer, terwijl zij zelve al belangrijke verliezen leed op dub
belen en drievoudigen afstand.
De hier beschouwde verschillen tusschen D.G. en I.K. zijn
gering, zóó gering, dat zij bij den factor „misschatting van den
afstand" in het niet vallen. Zelfs al laat men onbekendheid van
den afstand buiten beschouwing, dan nog is het verschil zoo lut
tel, dat een merkbaar geringere werkzaamheid van het karabijn-
vuur vrijwel uitgesloten lijkt. Het nadeelig verschil is meer
theoretisch, voor den man niet grijpbaar, alleen bekend aan dei-
zake kundigen. Goed geleide schietoefeningen op doelmatige
schijven, na voorafgaand grondig onderricht, zullen den man zeer
voldoend vertrouwen in zijn wapen geven.
Hog een paar opmerkingen dienen hier gemaakt en behandeld
te worden. Vooreerst de mogelijke tegenwerping, als zoude het
liggend schieten met de karabijn op den duur ondoenlijk zijn 1);
in de 2e plaats het vizier en ten slotte het vraagstuk van
het blanke wapen. De eerstgenoemde uitspraak berust op den
grooteren terugstoot van de karabijn, ontegenzeggelijk gevoeliger
dan die van het geweer. Bij eerstgenoemd wapen bedraagt het
terugstootsarbeidsvermogen 0.885 K. G. M., bij het geweer 0.741
K. G. M. Vergelijkt men hierbij het voor Duitscbland geldende
getal 1.363 K. G. M., zoo lijkt mij die meerdere terugstoot niet be
paald overwegend schadelijk voor het vuren in liggende houding.
Het vizier van de karabijn loopt thans tot 1200 M., terwijl de
infanterievizieren meest tot 2000 M. en meer reiken. Ofschoon
niet veel heil te verwachten valt van het vuren boven 1500 M.,
zoo eischen toch overwegingen van moreelen aard, dat het vuur-
1) Inderdaad wordt deze opmerking gemaakt door den kapitein van den generalen staf
Snepvangers in diens „Inleiding" voor een bespreking van het onderwerp „Yerhooging
der gevechtswaarde van den infanterist in het algemeen en van den Javaanschen in
het bijzonder." (O. I. K. Y. blz. 22.)