DE INVLOED VAN' DE TEGENWOORDIGE ONDERHOUDSWIJZE OP DE SCHIET WAARDE DER GEWEREN M. 95 EN DE MIDDELEN TOT VERBETERING. „Het schieten der infanterie laat zeer veel te wenschen over. „Ons hoofdwapen bestaat grootendeels uit 2e klasse schutters „en dan nog van zeer inferieure qualiteit"; aldus schreef Senio in zijn opstel getiteld „Het inlandsch element van ons Leger", I. M. T. 1904 II blz. 1198, en de Redactie vroeg in een noot of zulks voornamelijk aan het gehalte onzer inlandsche soldaten te wijten was. Ik, voor mij, stel nu de vraag: „ligt zulks ook niet voor een groot gedeelte aan de geweren m.a.w. ik trek de schietwaarde van vele in twijfel. De redenen welke mij daartoe aanleiding geven hoop ik hieronder te ontvouwen. "Waar ik zeg, dat vele der geweren M 95 voor een gedeelte de oorzaak zijn van de slechte schietuitkomsten, bedoel ik daarmede natuurlijk de geweren welke reeds geruimen tijd in handen zijn van den man. Deze toch is m.i. nog niet voldoende bekend met de wijze waarop het wapen moet worden schoon gemaakt en onder houden. Zulks kwam reeds eenige jaren op zeer duidelijke wijze aan het licht in het Nederlandsche leger. Uit hetgeen aldaar ge bleken is omtrent de gevolgen van een onoordeelkundig onderhoud van het vuurwapen, is eene gevolgtrekking te maken, welke zal blijken van toepassing te zijn op den huidigen toestand inlndië. Al spoedig nadat het geweer M. 95 was ingevoerd, werd opge merkt, dat de monding niet zijn oorspronkelijk ronden vorm behield, doch uitslijtingen vertoonde. Eerst werd hieraan niet. veel aandacht geschonkensommigen schreven de oorzaak dezer uitslijtingen toe aan 't gebruik van het pompkoord, anderen aan het schieten met de scherpe patroon. Men (de niet deskundigen) was het er vrijwel over eens, dat de loop van een soort nik keistaai vervaardigd was, waarvan men de goede hoedanigheid Dl. I, 1905. 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 603