586
in twijfel mocht trekken. Er ging, zooals vanzelf spreekt, ge
ruime tijd voorbij, alvorens de slijting aan de monding (die
aan de kamer bestond even gauw, doch was nog niet ontdekt),
officieel ter kennis werd gebracht aan de autoriteitenmen ging
echter hiertoe over, gedwongen door de minder gunstige schiet-
uitkomsten. De mondingbeschermer, later ook de kamergeleider,
werden in gebruik gesteld, doch de toestand werd niet beter
(hoogst waarschijnlijk omdat ze eenvoudig bijna niet gebruikt
werden).
In 1902 nu werden er deskundigen (officieren, verbonden aan
de Werkplaatsen voor Draagbare Wapenen, a/d Hembrug) be
noemd, om eene inspectie te houden over de geweren en kara
bijnen M. 95, bij den troep aanwezig.
Aan de over de infanterie gehouden inspectie ontleenen wij
het volgende. Opgemeten werden alle loopen waarin een kali*
bercylinder van 6.54 m.M. aan de monding minstens 200 m.M.
kon worden ingebracht. Men vond nu loopen, wier kaliber was
vergroot tot 6.68 m.M., een zeer groote verwijding dus. Tevens
ging de vergrooting van het kaliber meestal gepaard met vóor-
en achterwijdte, 't welk soms zoo erg was, dat loopen welke op
hun nauwste gedeelte een kaliber hadden van 6.49 moesten
worden afgekeurd.
Waar de wapens gesplitst werden in twee gedeelten, nl. die
welke 3 jaar of langer in dienst waren (bij de vrijwilligers) en
die welke 4—18 maanden in gebruik waren (bij de militie), be
vond men die van de vrijwilligers nagenoeg alle wijd en die
der militie reeds voor 25 Dit wat betreft de kaliberverwijding.
Aangaande plaatselijke slijting aan monding, kamer en staart
stuk, zoo kwam bij de vrijwilligers zware slijting voor: aan de
monding van 16 56 aan de kamer 27 71 bij de mi
litie: aan de monding 45 84 aan de kamer 4 36 (dit
was echter geen zioare slijting, in verband met den betrekkelijk
korten tijd dat zij de geweren in gebruik had).
Eindelijk werden alle loopen beroest bevonden, de meeste zwaar,
vooral in de trekken.
Als gevolg van deze inspectie werden niet minder dan 613
loopen afgekeurd, zonder dat men de hoop koesterde deze te
kunnen herstellen. Vele waren zóó slecht, dat op 50 M. alle