ROG EENS „OORLOGSSCHIETEN".
Na kennisneming van het stuk van den heer Smith in het
I. M. T. No. 10: „Een kort woord naar aanleiding van het ar
tikel „Oorlogsschieten" van den heer Fabius'was ik ten zeer
ste teleurgesteld, omdat mij, als vurig voorstander, gebleken is,
dat de automatische aanslag het pleit nog niet gewonnen heeft.
Daar, waar een op het schietgebied zoo kundig bestrijder te
gen de nieuwe methode te velde trekt, mag de kans tot het in
het leven roepen van deze methode voorloopig nog eene illusie
genoemd worden.
Na aandachtige lezing van het stuk van den heer Smith tot
de conclusie gekomen zijnde, dat deze zoowel als de heer Fabius
in beginsel hetzelfde wil, doch slechts in methode van elkaar
verschillen, geef ik echter den moed nog niet op. Mijns inziens
kunnen hier alleen proeven uitmaken, welke methode de voor
keur verdient.
Op blz. 1082 I. M. T. No. 10 zegt de heer Smith:
Het ideaal van den heer Smith moet dus, zooals uit 't boven
staande blijkt, de automatische aanslag zijn, d.w.z. een aanslag
waar, bij het brengen van het geweer aan den schouder, vizier
en richtlijn samenvallen, omdat de tijd tot richten in dit geval
nul seconden bedraagt.
Ook het tegenwoordige Schietvoorschrift eischt een vluggen,
doch helaas geen goeden aanslag. 68 luidt:
„Ik beu (zie punt 4) ook volstrekt geen tegenstander van het beoefenen
„van een goeden en vluggen aanslag, integendeel, ik beschouw dit als
„een der voornaamste onderdeelen van de voorbereidende schietoeleningen,
^doch dat vlug en goed in den aanslag brengen mag alleen ten doel hebben
^besparing van kracht en tijd: kracht om meer goede schoten achtereen
„te kunnen afgeven, tijd om die aan het richten ten goede te doen komen.
„Niet voordat de aanslag afzonderlijk grondig beoefend is, wordt hot
„aanleggen, d.i. het met den aanslag verbonden richten, in verschillende