62 - schr. klaarblijkelijk „de aanslag" en „het aanleggen" met elkaar verwisselt. 61 Schietvoorschr. leert ons, dat de aanslag is, het in ver schillende houdingen, vlug en te juister plaatse tegen den schouder brengen en gelijktijdig drukpunt nemen en het rechteroog in de vizierlijn brengen (dus zonder de vizierlijn in de richtlijn te brengen). Eerst als de man in dien aanslag goed geoefend is 68) leert hij daaraan het richten paren. Door herhaalde oefening moet de schutter dus leeren, het geweer vlug en goed tegen den schouder te plaatsen om alle aandacht aan het richten te kunnen wijden, en daarbij niet gehinderd te worden door te hoog of te laag geplaatste kolf en zonder veel tijd aan de aan het richten voorafgaande bewegingen te besteden. De aanslag als hier bedoeld zou dus misschien met veel moeite ■automatisch, d.i. machinaal, met uitsluiting van alle intellect, kunnen worden gedrild, met het richten kan dit nimmer het geval zijn, omdat dit steeds eischt: gebruikmaken van het ver stand. Een aanslag waarbij steeds vizier- en richtlijn samen vallen is dus ook nooit automatisch te beoefenen. Het doel moet gezocht worden, nu eens rechts dan weer links, nu eens hoog dan weer laag, de richtlijn is dus telkens verschillend en het doen samenvallen van de vizierlijn met de richtlijn is dus een in- tellectueele handeling. De automatische aanslag door den heer Fabius en anderen voorgestaan moet dienen om van het vuur van oorlogsschutters, die volgens hen zoo abnormaal zijn dat ze aan het redelooze dier gelijk te stellen zijn, nog uitwerking te verkrijgen; die aanslag moet daartoe een horizontale aanslag- zijn. Zij bestaat dus in het onbewust horizontaal tegen den schouder plaatsen van het geweer, om onmiddellijk daarna af te trekken (dus zonder op een bepaald doel te richten). Waarom ik van een dergelijken grondslag voor de schietop- leiding een tegenstander ben, gesteld al dat het mogelijk was zoo'n aanslag te beoefenen, heb ik meermalen getracht duide lijk te maken 1). Ik meen mij dus ontslagen te mogen achten 'hierop thans verder in te gaan. C. Smith. 1) Verslag v/h behandelde in de Alg. Verg. der Ind. Krijgskundige Yereeniging op 13 en 28 November 1903, blz. 51 t/m 55.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 76