749
Terwijl de voorhoede de Toentang is genaderd, begeeft de alg.
bevelhebber zich, vergezeld van zijn chef van den staf, den com
mandant der le inf. brigade, den artilleriecommandant en de
adjudanten naar voren, ten einde den stand van zaken op te
nemen. Aan den commandant der 2e inf. brigade wordt ge
last de hoofdmacht 1000 M. ten N. W. van de Toentang-brug
te doen halt houden. Aan den commandant der voorhoede wordt
opgedragen het vuur over een breed front te doen openen, ten
einde den vijand te verlokken dit te beantwoorden. Deze opent
nu het vuur vrij hevig op de sectie artillerie, doch overigens
slechts flauw, zoodat het onmogelijk blijft zijne sterkte te schat
ten. Wat het terrein betreft krijgt de alg. bevelhebber lang
zamerhand de volgende gegevens.
De sawah tusschen de desa's Tjikal en Soemoeroep staat nage
noeg geheel onder water, zoodat de Toentang-rivier slechts moei
lijk te onderkennen is. De spoorbaan is tusschen de Toentang en
desa Soemoeroep nagenoeg 2 M. opgehoogd; langs deze baan loopt
aan de N.W. zijde een arm van de Toentang-rivier, 20 a 30 M.
breed (niet op de kaart aangegeven). De stroomsnelheid is in
beide gering, zoodat het mogelijk is er met vlotten over te ko
men. Van het punt a (zie oleaat No. 1) is de W. rand van
Tjikal enfileerend onder vuur te nemen, terwijl een sterk domi-
neerend vuur kan worden gegeven op den tegenoverliggenden
oever. Door een en ander is het mogelijk van den linkeroever
een sterk omvattend en krachtig vuur af te geven op den rechter
oever nabij de brug. Onder dekking van dit vuur heeft eene poging
om hier met vlotten over te gaan veel kans van slagen.
Inmiddels heeft de alg. bevelhebber van de cavalerie het bericht
ontvangen, dat zich nabij desa Prenggan een gunstig punt bevindt
om de rivier over te komen. Zij is hier slechts 6 8 M. breed en
daaidooi zonder groote bezwaren te overbruggen; de stroomsnel
heid is echter zoo groot, dat aan 't gebruik van vlotten niet te-
denken valt. De vijand heeft de hoogten op den rechteroever
bezet, doch zijne sterkte is niet uit te vorschen.
De vraag doet zich thans voor of de alg. bevelhebber nu over vol
doende gegevens beschikt om eenig plan te ontwerpen. De gege
vens betreffende het terrein zijn vrij ruim, doch die aangaande den
vijand zeer schaarschniettemin lijkt het mij niet gewettigd zich