750 hier nog langer te doen ophouden met nadere berichten af te wach ten. In de eerste plaats dient bedacht te worden, dat elk oponthoud een voordeel is voor den vijand, want na den ondervonden tegen spoed is tijdwinst voor hem van veel belang. Dan is het niet te verwachten, dat nog belangrijke gegevens betreffende 's vijands sterkte en opstelling verkregen zullen worden, tenzij door 't ge vecht. Voor het eskadron, dat over Banjoe-Biroe en Seraten is omgetrokken, is de verkenning in het zeer bedekte terrein aan den rechter Toentang-oever zeer zwaar. Weet het te melden of Salatiga door den vijand bezet is, of zich op den weg Sala- tiga—Toentang troepen bewegen, zoodat uit een en ander kan worden afgeleid of slechts eene achterhoede dan wel de geheele vijandelijke macht achter de Toentang stand houdt, dan is dit al van veel gewicht, en veel meer mag van de verkenning niet verwacht worden. In dit opzicht komt ons de volgende opmer king in het artikel „De hedendaagsche evolutie der tactiek" <VIe Afl. van het Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap, 1904 '05 blz. 483) als treffend juist voor: Bij manoeuvres hoort men meermalen de commandanten de -opmerking maken, dat niet genoeg verkend is, tevens zich be klagende van de cavalerie maar weinig berichten te hebben ont vangen. Yelen schijnen niet te beseffen, dat vooral door het inleidend gevecht de noodige gegevens betreffende 's vijands sterkte en opstelling verkregen moeten worden. Den onderaan voerders kan er daarbij niet genoeg op gewezen worden, dat het hun plicht is van alles wat van belang kan zijn voor de hoogere bevelvoering ook terstond bericht te zenden. Zonder „Indien, zooals te verwachten is, de cavalerie rekening mo9t „houden met een tegenstander die zoowel stilstaande als in bewe- „ging zich verbergt achter een moeilijk doordringbaar gordijn, dan „zal zij daarvan slechts den schijnbaren omtrek op zeker uur van „den dag kunnen aangeven, zonder de samenstelling of getal sterkte te kunnen bepalen." „Tenzij de andere wapens in gevecht worden gebracht, mag van „haar niets meer worden verlangd. Is de zekerheid, dat de vijand een bepaald punt niet bezet, reeds niet eene inlichting van hooge „waarde, die de cavalerie steeds verschaffen kan?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 146