- 776 krijt de nummers van het daarin broedende paar zijn aan te- geven. De nesthokken worden in één, zoo noodig in twee rijen boven elkaar nabij de zoldering aangebracht, zoodat ze eerder iets donker dan licht gehouden worden, daar de duiven liever in het donker broeden. In gang A worden aan de afdeelingsdeuren C kleine plaatjes van bordpapier bevestigd, waarop met potlood het aantal en de nummers der daarin verblijf houdende paren, het begin en het einde van den broedtijd, eventueel ook de richting van de vlucht der zich daarin bevindende duiven, aangeteekend kan worden, zoodat men met één blik van den toestand van het slag op de hoogte is, zonder eerst naar de journalen te moeten grijpen. Om de duiven het vrije in- en uitvliegen mogelijk te maken, wordt aan een gevel van het huis een uitvlieg aangebracht die, zooals wij reeds boven gezien hebben, op den gang A uitkomt. Deze uitvlieg wordt in een gevel aangebracht om het binnen dringen van roofdieren en katten in het slag van uit het dak te verhinderen. Als daarvoor geen gevaar bestaat, kan ook buiten den uitvlieg eene zitplank aangebracht worden. Om z.n. het uitvliegen der dieren te verhinderen en den terug keer van eene verwachte duif te kunnen controleeren, moet de uitvlieg van eene zoogenaamde opvangkast voorzien zijn. Deze dient, met den uitvlieg, om de van eene reis terugkeerende duiven te vangen en hun de medegebrachte berichten af te nemen. De uitvlieg bestaat uit een houten kastje overeenkomende met de grootte van het uitvlieggat. Het is 30 c.M. breed en hoog en 40 c.M. lang. Het bevat een valhek en komt uit in de opvangkast. Het valhek wordt 25 c.M. van het voorste einde van den uit vlieg verwijderd aangebracht en op de volgende wijze gemaakt. Men vervaardigt zes ronde houten staafjes van 1 c.M. middel lijn en 28 c M. lengte. 5 c.M. van hun bovenste einde worden ze, evenals de beide zijwanden van den uitvlieg, 25 c.M. van voren en 6 c.M. van boven met eene 5 m.M. dikke boor doorboord. Tusschen de verschillende staafjes moet eene tussehenruimte van 4 c.M. zijn, die men door schijfjes (3 c.M. middellijn), waar van men er ook 6 noodig heeft, aanvult. Men laat nu een 4 m.M. dikke en 34 c.M. lange ijzeren pin maken, die aan het eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 172