BOTERKEIRLXG. Helder staat het mij nog voor den geest, welken eigenaardigen indruk het op mij maakte, toen ik, in mijn eerste dienstjaren te Batavia zijnde, vernam, hoe groote partijen boter vrijwel als „wagensmeer" werden gekwalificeerd en afgekeurd. Ha mijne plaatsing aan het scheikundig Laboratorium te Ba tavia, had ik daarna zelf gelegenheid kennis te maken met boter van zulk een inferieure kwaliteit, dat ik bij het onderzoek de door mij gevonden getallen nog eens controleerde. Mijne uitkomsten, die voor Europeesche boter bijna ongeloof lijk leken, werden door den len laborant nog eens nagegaan. Deze vond dezelfde getallen. Ik stelde mij toen de vraag, welke eischen aan boter zouden te stellen zijn in een klimaat, waar de temperatuur zeer zeker op den langen duur niet zonder invloed is op hare kwaliteit, zoodat zij na een bepaalden tijd volgens Europeesche eischen zoude afgekeurd moeten worden. Want dat door langjarige opschuring oorspronkelijk goede boter hier in Indië achteruit moet gaan, stond bij mij vast. Men denke slechts aan het bekende feit, hoe snel boter in Europa in den zomer rans wor den kan, terwijl zij in den winter nauwelijks eenige verandering ondergaat. Volgens de laatste onderzoekingen moet het in bederf over gaan van boter toegeschreven worden aan de inwerking van in boter voorkomende micro-organismen, w.o.m. Torula-soorten, die fermenten (enzymen) afscheiden, welke sterk vetsplitsende (lipo- lytische) eigenschappen bezitten. Deze micro-organismen zijn facultatief anaërob, d.w.z. kunnen ook bij gebrek aan zuurstof voortleven. Vandaar dat de boter in goed gesloten blikken toch rans worden kan en in bederf overgaan. De voorwaarden van levering van gouvernementsboter geven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 179