784
aan, dat de boter „natuurboter" zijn moet, „zuiver van smaak
-en reuk, niet vermengd met vreemde vetten, goed doorwerkt
•en gelijkmatig van kleur. Zij moet ongeveer 84 zuiver boter-
vet en hoogstens 3 zout bevatten."
Wij hebben hier alleen het oog op de zinsnede „zuiver van
smaak en reuk." Daar over smaak niet valt te twisten en de
reuk bij alle personen niet even fijn ontwikkeld is, vond ik het
zekerder mij aan meer vaststaande gegevens te houden en niet
af te hangen van individueels neigingen.
De Europeesche eischen voor goede natuurboter (zie König:
Chemie der menschlichen Nahrungs- und Genussmittel) geven
aan, dat zij geen hooger zuurgetal mag hebben dan 8°, d.w.z.
dat 100 gram helder gefiltreerd botervet ter neutralisatie der
vrije vetzuren niet meer dan 8cc normaal spiritueuse kaliloog-
oplossing mag verbruiken.
De methode is de volgende:
10 gram botervet worden opgelost in een mengsel van lOcc
absoluten alcohol en 20cc aether en met normaal spiritueuse
kaliloog-oplossing getitreerd. Phenolphtaleïne dient hierbij als
indicator. Het aantal verbruikte c.M3. alkali geeft de graden zuur
getal van de boter aan.
Ten overvloede bepaalde ik te gelijk van de botermonsters ook
het Reichert-Meissl'sche getal, dat het aantal c.M3. normaal
alkali-oplossing aangeeft, ter neutralisatie van de vluchtige vet
zuren, verkregen uit 5 gram botervet na verzeeping en distillatie
van de door verdund zwavelzuur vrijgemaakte vetzuren.
De indertijd door mij onderzochte monsters hadden een zuur.
getal van
I 100°; II 44° en III 36°, terwijl het R. M. getal bedroeg voor:
I 26.5 II 29.6 en III 27.8.
Om nu deze monsters te vergelijken met boter zooals zij te
Batavia in het huishouden gebruikt wordt, verschafte ik mij ach
tereenvolgens verschillende monsters boter, die door mij op zuur
getal en vluchtige vetzuren onderzocht werden.
Het ondervolgende lijstje geeft een overzicht van de toen door
mij gevonden getallen, welke hieronder eenigszins gerangschikt
zijn naar afnemende zuurgetallen
10