792
wel 1.371.40 M., 1.401.45 M. en 1.45 M. en daarboven. Ver
volgens beoordeelden de pelotons-commandanten hunne paarden
naar hun practische bruikbaarheid in het eskadron dus geheel
afgescheiden van het uiterlijk voorkomen in goede, vrij goede,
middelmatige en slechte. Nu bleek, dat percentsgewijze de meeste
goede paarden voorkwamen onder die van 1.40—1.45 M., terwijl
de meeste slechte werden aangetroffen onder die boven 1.45 M.
Ten einde den leverancier zooveel mogelijk tegemoet te komen
en tevens rekening houdende met de opgedane ondervinding,
werd de maat gesteld op 1.401.48 M. Het is nu verder aan de
commissie van aankoop om goede paarden te koopen. De eischen
van het uiterlijk voorkomen gelden voor alle paardenrassen, zoodat
het natuurlijk een abnormaliteit zou zijn te beweren, dat pomes
met lange rug en lende goede paarden zouden zijn. De practijk is
alweer daar om aan te toonen, dat zulk s ook geenszins het geval is.
Ik moet er echter dadelijk bijvoegen, dat men soms verbaasd
staat over de diensten die minder goed gebouwde paarden ver
richten. Dit laatste is hierdoor te verklaren, dat minder goed
gebouwde paarden dikwijls door temperament en energie de ge
breken in hun bouw in de practijk gedeeltelijk vergoeden, doch
waar men nu eenmaal bij den aankoop van die eigenschappen
niets afweet, dient men wel uitsluitend te keuren op het uiterlijk
voorkomen en is het m.i. niet geoorloofd, een ongunstig gebouwd
paard te koopen in de hoop, dat de zooeven genoemde factoren
die gebreken zullen neutraliseeren.
In algemeenen zin voldoen de ponies met goed gevormden eenigs-
zins korten hals en laag op de beenen het best, die daarentegen,
welke hoog op de beenen zijn, met langen dunnen hals zijn dik
wijls slechte eters, zij blijven daardoor slap, loopen veelal hoog met
het hoofd, klappen in de ijzers, kortom vormen het slechte type.
Eigenschappen.
De meest opvallende eigenschap van den pony is wel het kalme
temperament en het volgzame en gewillige karakter. De San
delhout, met zijn heftig, meermalen overdadig temperament, was
geen troepenpaard voor onze middelmatige ruiters. De Europea
nen hadden maar al te dikwijls hun handen vol om die kittige
paardjes tot kalmte te brengen, terwijl de inlandsche cavaleristen,