620
gehaalde opstel uit den Mil. Spectator, handelende over tenten)
voor zieken en gewonden, geeft daarvan een zeer voldoend
overzicht.
Verder geeft Dr. Werner, Generalarzt, in de 12e voordracht-
van den cyclus „Aerztliche Kriegswissenschaft", getiteld „Kran-
kentransport und Unterkunft im Kriege", de beschrijving en tee-
kening van het bij het Duitsche leger gebruikelijke Krankenzelt
für 12 Betten, bij de Lazareth-Reservedepots meegevoerd. Hij
is daarover niet al te best te spreken, zoowel om de groote
temperatuurschommelingen en moeilijke verwarming gedurende
den winter, als de gebrekkige ventilatie door de noodig ge
worden dubbele omwanding en bedekking, vooral wanneer door
vocht en regen de poriën van het tentdoek dichtgaan. Bij het
Nederlandsche leger is voor den geneeskundigen dienst een tent
van ongeveer gelijke constructie in gebruik, de tent voor veldhos
pitaal, terwijl ook zestienmanstenten der troepen, bij de sectiën
verbandplaatsafdeeling aanwezig, zeer tijdelijk daarvoor kunnen,
worden aangewend.
Al dadelijk blijkt, dat voor Indië het vooropgestelde principe
in het oog houdende kan worden afgezien van de samen
gestelde tentbarakken zooals die meer of minder volmaakt bij
vreemde legers in gebruik zijn.
De houten barakken kunnen gevoeglijk geheel buiten beschou
wing blijven, niet alleen omdat ze verder gaan dan het boven
geschetste doel, maar ook omdat zij voor Indië beter door andere
constructiën aangegeven in het Handboek voor den technischen
dienst bij de genietroepen zouden te vervangen zijn. De zes-
tienmanstent daarentegen zou meer als noodhulp in aanmer
king komen, omdat van ziekenverpleging en behandeling in zulke
tenten al weinig sprake kan zijn.
De hospitaaltent van het Nederlandsche leger, waarin door
luchtkokers voor, wellicht in Nederland voldoende, ventilatie is
gezorgd, leek minder verkieslijk om haar ingewikkelden bouw
en zwaarte. Des te eerder werd overgegaan tot het nemen van
proeven met eenvoudiger en lichter tentmaterieel.
Vroegere proeven in Indië hadden betrekking op troepenten
ten. W. ontleent daarvan aan de „Pionier- en versterkings
kunst" van kapitein van der Maaten de ondervolgende