802
Lichte dienst, in dien zin opgevat, maakt de paarden niet
ongeschikt om ten alle tijde te velde te gaan.
De hierboven aangehaalde hoeveelheid gras en gaba bleek voor
de ponies niet alleen voldoende, doch zij bleken op dat inheem-
sche voer in goeden voedingstoestand te blijven, ook gedurende
de zware oefeningen.
Dat sommige paarden wel meer aankunnen en bij de voorbe
reiding voor afstandsritten zelfs haast het dubbele met graagte
verorberen, is geen reden de troepenpaarden meer te geven.
Troepenpaarden maken geen afstandsritten, en indien enkele
paarden om de een of andere reden meer voedsel noodig moch
ten hebben, weet een handig eskadronscommandant daar wel
raad op.
Een proef, genomen bij het 3e eskadron om na te gaan of de
paarden beter padi dan gaba aten, wees uit, dat de paarden beide
met evenveel lust nuttigden. Gedurende meerdaagsche oefenin
gen werd uitsluitend padi gevoerd en wel 6 K.G., gelijkstaande
met 5 K.G. gaba. Was het gras minder goed of in onvoldoende
hoeveelheid te krijgen, dan werd 7 a 8 K.G. padi gevoerd. Bij het
geheel ontbreken van gras werden alang2, djagoengblaren en pi
sangblaren gegeven, die ook met graagte gegeten werden. Droog
gras valt over het algemeen meer in den smaak dan gras met
een groot watergehalte.
De Sandelhouts eten in den regel de gaba die ze in den bak
krijgen onmiddellijk op, de ponies doen dat niet: zij eten gras
en gaba om beurten en doen daardoor lang over hun gaba.
Deze omstandigheid, gevoegd bij het feit dat er zooveel slechte
eters onder de ponies zijn, bracht mij op het denkbeeld de gaba
droog te voeren. In een warm klimaat als dat van Batavia is
natte gaba in enkele uren verzuurd en dan laat het paard die staan.
Aangemoedigd door de goede uitkomsten, laat ik bij het 3e
Eskadron de gaba thans uitsluitend droog voeren.
De ponies blijken behoefte te hebben aan meer zout dan in
hun voedsel gevonden wordt. Op stal kan men hen dikwijls de
muren zien aflikken en dan bij voorkeur de witte plekken waar
de salpeter uitgeslagen is. In de bivaks merkte ik op dat ze
elkaar het opgedroogde zweet aflikten, vermoedelijk omdat daarin
het zoutgehalte vrij groot is. Teneinde aan die behoefte tege-