WAT LEERT OAS DE Z. AFRIKA A XSCH E OORLOG?
Vervolg van biz. 688 dl. II1904.)
Naar aanleiding van de lezing van den Oberstleutnant von
Lindenau verschenen meerdere artikelen, die hier slechts kort
kunnen worden besproken. Echter moet ik vooraf nog de aan
dacht vestigen op eenige geschriften, die lang vóór den Zuid-
Afrikaanschen oorlog het licht zagen en eveneens den infanterie-
aanval behandelen.
In het Militar Wochenblatt 1) 1897 No. 102, onder den titel
„Einfachkeit und Einheitlichtkeit," zegt generaal von Bogus-
lowski 2), dat op het gevechtsveld de gesloten vormen zoo lang
mogelijk behouden moeten blijven, vooral in bedekt terrein, met
het oog op den invloed der aanvoerders en wel, in verband met
de terreingesteldheid, afwisselend van de compagniescolonne tot
de gesloten tweegelederenvorm. "Volgen achter de gevechtslinie
tirailleurliniën in stede van gesloten afdeelingen, dan zijn vermoe
delijk de verliezen door het vuur minder, maar grooter die door
de achterblijvers. Daar verliezen door het vuur geleden gedragen
moeten worden, dient de troep hierop te worden voorbereid.
Voorts zegt hij als antwoord op het artikel „Zur Lösung
der Angriffsfrage" in het M. W. No. 95 van 1897 dat de aan
valler het vuur niet moet openen vóór de uiterste grens van de
kleine afstanden is bereikt, welke grens sprongsgewijze en niet
kruipende bereikt moet worden. Bij het vuren moet het doel
geheel op den korrel staan (M. VV. No. 106 van 1897).
In het evengenoemde blad verscheen nog een antwoord ge
titeld: „Bemerkungen u s. w." op het artikel „Zur Lösung der
Angriffsfrage" waarin de schrijver ook tot de conclusie komt,
1) m. w.
2) Zie ook zijn brochures „Taktische Folgerungen aus dem Kriege 1870—71" en
„Betrachtungen über Heerwezen und Kriegfülirung."
Dl. II, 1905. 56