815
Van denzelfden schrijver zij nog aangehaald: „moet bij het
voor waar tsgaan een open vlakte overgestoken worden die door
„het vijandelijk vuur beheerscht wordt, dan geven de terrein-
„gesteldheid en de gevechtstoestand de noodige aanwijzingen
„zoowel voor de lengte der sprongen als voor de breedte der
„afdeeling. Als de krachten der manschappen en het terrein
.„liet toelaten, moet men trachten met één sprong eroverheen
„te komen.
„Of de compagnie, die een sprong voorwaarts wil doen, door
„het vuur van naastgelegen afdeelingen zoodanig ondersteund
„wordt dat zij de sprong als één geheel ten uitvoer brengen
„kan, moet haar commandant beoordeelen. Gelooft hij daarop
„niet te mogen rekenen, dan moet hij zijn tirailleurlinie afdee-
„lingsgewijze voorwaarts brengen. Het kan echter ook noodig
„zijn haar kruipende voorwaarts te doen gaan. Voor aanvoer
ders, opgeleid tot zelfstandig handelen, schijnt mij de zaak zeer
„eenvoudig."
De schrijver van de „Bemerkungen zum Vortrag des Oberst-
leutnant von Lindenau" M.W. No. 42 van 1902 is diens
meeningen in hoofdzaak toegedaan. Waar von Lindenau echter
het gevechtsfront van enkele tactische onderdeelen wil wijzi
gen voor de compagnie van 100 op 130 M. zegt hij o.m.:
„wanneer de ervaringen van den Boerenoorlog breedere gevechts
fronten dan vroeger wenschelijk doen zijn, dan verdient het aan
beveling bij een omwerking onzer reglementen, niet om getallen
te veranderen, maar om alle nog voorkomende beperkende bepa
lingen en doode vormen er uit nemen.
Slechts wanneer overal en immer weder nadrukkelijk gezegd
wordt, dat bij de keuze der middelen alleen de bij elk geval
weer andere omstandigheden mogen beslissen, slechts dan zal
•ons reglement ook in de toekomst voldoen.
Een dergelijke verandering beantwoordt aan den geest van
het reglement, dat ook op het exercitieveld denkende officieren
vraagt en karakters vormen wil.
Ook in de Nos. 46, 1) 48 2) en 57 van het M.W. van 1902
1) Einige gedanken über Reglementsiinderuiigen.
2) Keiu Schema im InfanterieaDgriff.