858 Vreemde instructeurs had men bij deze troepen niet. Wel heeft Yuanschikai eenige Japansche officieren in dienst, doch die worden gedeeltelijk als militaire adviseurs, gedeeltelijk als leeraren aan de academie te Paotingfu gebezigd. De opleiding heeft volgens Japansche voorschriften plaats, terwijl de tactische indeeling veel overeenkomst met de Japansche heeft. Van de oprichting eener 4e divisie is voorloopig om finan- cieele reden afgezien. Nog behooren tot het Peiyang-leger de troepen die onder de voorgangers van Yuanschikai, voornamelijk onder Li-Hung- Tschang, zijn opgericht en die, welke door de andere provinciën ter beschikking van de provincie Petchili zijn gesteld. Tot de eerste behooren: a. de vroegere bezetting van Port-Arthur, het tegenwoordige „Wu wei tso dsün", d. i. „het den linkervleugel beschermende leger". De bevelhebber hiervan is Generaal Ma, de standplaats feitelijk Tungtschou bij Peking; sedert het uitbreken van den Russisch-Japanschen oorlog bevindt het zich in de buurt van Tschauyang, tot bescherming van China's neutraliteit. De sterkte bedraagt ongeveer: 16 bataljons infanterie7500 man. 5 eskadrons cavalerie900 3 afdeelingen artillerie1100 Totaal 9500 man, waarbij nog te Tungtschou achtergebleven 2000 Bewapening: Geweer (karabijn) M. 88, deels ook M. 71. De artillerie telt 50 Krupp-kanonnen van verschillende constructie. Generaal Ma gaat door voor een der beste Chineesche aanvoer ders, zijne troepen hebben bij Tientsin en de Schansipassen tegen de verbondenen gevochten en den vuurdoop vrij goed doorstaan. b. het Huai-leger. (De Huai is een rivier in de provincie Anhui, het geboorteland van Li-Hung-Tschang). Dit leger dient thans slechts voor politiedoeleinden en tot beveiliging van de spoorbaan; het is zeer verschillend bewapend en heeft geen militaire waarde. De sterkte te zamen met andere troepen van dergelijke formatie bedraagt 7000 man. De politieke toestand, alsook de bescherming van de hoofd stad, eischten het samentrekken van een groote troepenmacht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 254