- 896 gane dwaling aangeeft dat de kennismaking toch niet ten eenen- male te versmaden zou zijn geweest. Misschien komt er nog wel het een of ander in voor waardoor het een bescheiden plaatsje zou hebben mogen verdienen onder de door den schrijver geraad pleegde bronnen, al ware het slechts om zijne bronnen-opgave aan te vullen met de door mij daarin vermelde werken en ar tikelen. Want de schrijver loopt gevaar nog menige dwaling te begaan als hij het boek van Perelaer tot gids blijft gebruiken, zonder aandacht te schenken aan de vele aanmerkingen, verbe teringen en aanvullingen, die daarop het licht hebben gezien. G. Nypels. den Haag, Juni 1905. ANTWOORD. Naar aanleiding van bovenstaand artikel van den gepensionneer- den Majoor Nypels wenschte ik gaarne het volgende op te merken. Zooals reeds in den aanvang van mijn opstel werd medege deeld, was mijn doel slechts, gegevens van land en volk van Boni te verschaffen, welke met het oog op eene eventueele expe ditie naar dat rijk van belang konden zijn. Voornamelijk heeft mij daartoe tot gids gediend de „Memorie betreffende het Leenvorstendom Boni" van den kapitein Piera, die in 1900 genoemd land heeft bezocht. Ik heb daarom slechts een zeer spaarzaam gebruik gemaakt van het boek van Perelaer, waarvan mij bekend was, dat het, wat het verhaal der krijgs verrichtingen in 1859 en '60 betreft, onjuistheden bevat. Toen ik de noodige bronnen voor mijn opstel verzamelde, ont brak daaraan het boek van den Majoor Nypels niet, doch aange zien de daarin verstrekte gegevens omtrent land en volk ook voor komen in andere, door mij genoemde bronnen en het werk hoofdza kelijk eene krijgskundige studie van onzen strijd in Zuid-West-Ce lebes tot 1888 bevat, oordeelde ik bedoeld boek voor mijn doel van minder belang en verzuimde daardoor het in mijne bronnenopgave te vermelden, waarin het echter zeer zeker een plaats verdient.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 292