911
Hiermede eindigen wij onze opmerkingen, die wij den Heer
Gooszen en anderen belangstellenden ter overweging geven in
de hoop iets bij te dragen tot het verkrijgen van de noodige
overeenstemming in het geschutvraagstuk der bereden artillerie.
Breda, 14 Mei 1905. j. q. Pabst.
NASCHRIFT.
Het in de April-aflevering van dit tijdschrift verschenen artikel
„Nieuw Berggeschut", waarin de denkbeelden van den Heer
Gooszen omtrent het geschut te velde van het N. I. Leger in
vele opzichten verwezenlijkt zijn, heeft ons nog niet overtuigd
van de wenschelijkheid om de geheele artillerie te velde met de
voorgestelde geschutsoort te bewapenen. Onze bezwaren wegens
het geringe vermogen, vergeleken met dat van veldgeschut van
het gewone type, zijn niet opgeheven. Gaarne erkennen wij, dat
Skoda's ontwerp meer uitwerking belooft dan het gewone berg
geschut en het is niet onmogelijk, dat het verschil in uitwerking
het de moeite waard maakt over het nadeel van een paar draag-
dieien meer per stuk heen te stappen. Ernstige overweging
van de voorgestelde constructie, doch uitsluitend voor de ver
wapening van een zeker aantal bergbatterijen, komt ons dan
ook zeer wenschelijk voor. In het voorbijgaan zij er op gewezen,
dat Skoda s inrichting van den mantel de kans op klemmen,
ten gevolge van uitzetting van de kernbuis na een langdurig
vuur, aanzienlijk vermindert.
In verband met hetgeen wij vroeger opmerkten aangaande
het nuttig vermogen van den vuurmond, wijzen wij er op, dat
het nuttig vermogen van Skoda's kanon (mantel en kernbuis te
zamen genomen) slechts 205 K.G.M. bedraagt.
Ten slotte moeten wij de uitspraak van den Heer Gooszen
Trouwens, dinecte richting zelfs op levende doelen is niet meev vein
onsen tijd" even vermelden. Zoolang die levende doelen stilstaan,
gaan wij geheel met den geachten Schrijver mede, doch niet, wan
neer het bewegende doelen geldt. Dan, wij herhalen hetgeen wij
vroeger reeds betoogden, is directe richting beslist noodzakelijk.
9 Juni 1905. jt q_ p_
Dl. If, 1905.
63