918 De schijnvertooning, 's avonds te voren te houden, moest wijzen op eene landing op den volgenden morgen. In den daarop volgenden nacht zou de vloot uit de Ivroeng Rababaai kunnen verstoomen, om met het aanbreken van den dag hetzij den 3en, hetzij den 4en Mei voor Lepong te an keren en op een zoo vroeg mogelijk uur met de tuchtiging van dat landschap te beginnen. Werd uit de IV Moekims niet terug gevuurd, dan behoorde op de kuststrook van dit landschap niet te worden geschoten. Uit Buitenzorg werd er nog de aandacht op gevestigd, dat voor het, hoewel zeer onwaarschijnlijke, geval dat Oemar zich, nadat de actie tegen hem begonnen was, nog mocht wenschen te onder werpen, die onderwerping op genade of ongenade moest worden aangenomen. In afwachting der Regeeringsbeslissing diende hij in dat geval te worden aangehouden. Demonstratie in de XIII Moekims Toengkoeb. Den 30en April werd in het Toengkoebsche eene vertooning gemaakt tot afleiding van den vijand. Daartoe was aangewezen eene troepenmacht, bestaande uit: Commandant: luitenant-kolonel der infanterie H. Bendien (te vens commandant 9e Bataljon). Staf: le luitenant adjudant J. J. Romswinckel. Ie luitenant M. Neelmeijer, wd. controleur der XXY Moekims. Met Toekoe Daoed en twee gidsen. 6 bereden ordonnansen. Colonne: liet 9e Bataljon sterk: 17 officieren en 544 Eur. en Inl. minderen, twee sectien berg artillerie (commandant kapitein G. J. E. Nauta), sterk: 2 officieren, 57 minderen, 14 paarden, 18 muildieren en 4 vuurmonden, een detachement genietroepensterk 1 Eur. ser geant en 8 minderen. één peloton cavaleriecommandant le luitenant C. W. van Haaff, sterk 32 sabels,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 314