923 ten Lamsoet en Senelop en het claartusschen gelegen terrein. Volgens spionnenberichten had gewapend volk van Polini Senelop bezet. Haar luid van het gevechtsbevel was de colonne commandant voornemens met de marechaussee zich zoo snel mogelijk in Gani vast te zetten, waartoe dat korps vóór het aanbreken van den dag van Siroen derwaarts zou oprukken. Het 12e Bataljon, met zijn gevechtstrein en de cavalerie, zou als rechtercolonne langs den Oostrand van het bedekte terrein Oostwaarts van den weg Siroen-Lamsoet naar laatstgenoemde plaats marcheeren en, na voorbereiding door artillerievuur, die benting aanvallen. De 2e colonne bestond uit twee compagnieën van het 6e Ba taljon onder den korpscommandant. Deze zou Oostwaarts van Gani door de kampongs Ad jé, Boeneleh en Tjot Bada in gevechts formatie naar Tjot Goet gaan. De derde colonne eindelijk—het 3e Bataljon—moest via Gani naar Gendroet marcheeren en van hieruit in gevechtsformatie door het hooge bedekte terrein oprukken naar de lijn Lam-Pré—Lam Tjot, eventueel den vijand voor zich uit drijven en c.q. ook van het meer Zuidelijk gelegen Lam-Siti de benting Senelop onder vuur nemen (vooral door de 6.5 m.M. geweren). De marechaussee's hadden terhoogte van de gevechtslinie van de beide compagnieën v/h 6e en van het 3e Bataljon en tusschen deze in te marcheeren en aldus het verband te onderhouden. De beide resteerende compagnieën van het 6e Bataljon vorm den de algemeene reserve en zouden met de batterij artillerie, waarbij de genietroepen, van Siroen over den weg langs den linkeroever van de Kroeng Lingkar tot ten JST. van Lamsoet. marcheeren en daar nadere bevelen afwachten. Zoodra de cavalerie door 's vijands weerstand verplicht werd het front vrij te maken, had zij zich bij den colonne comman dant te melden. liet oprukken der troepen beoosten de Kroeng-Lingkar moest gelijktijdig en in onderling verband geschieden. De aanval zou door den troepencommandant bevolen worden in verband met den uitslag der voorbereiding.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 319