HET KADER DER ARTILLERIE.
Algemeen erkend mag het wel verondersteld worden, dat het
gehalte van het kader voor een zeer groot deel den geest en de
gevechtswaai de van een leger beheerscht. Daaruit voortgespro
ten, vertrouwd met de eigenaardigheden, de levenswijze van
den troep, de bijzondere karaktereigenschappen van gelijken en
ondergeschikten, vormen de gegradueerden als 't ware de scha
kel tusschen soldaat en officier, tusschen onderhebbende en aan
voerder, wiens rechterhand in de eerste plaats is de onderofficier.
Moeten daarom ïeeds aan dat kader in vredestijd hooge eischen
worden gesteld, eischen waaraan het meerendeel over 't alge
meen niet voldoet, in oorlogstijd zal van den minste onder de
broederen meer, veel meer moeten worden gevraagd dan thans
de besten kunnen presteeren. In den aanvang toch zal reeds
spoedig een belangrijk percentage der officieren en als zoodanig
dienstdoenden uitvallen, hetzij ten gevolge van geleden verliezen,
hetzij dooi ziekten. Eene batterij die aan een eenigszins belang,
lijk gevecht heeft deelgenomen mag zich gelukkig rekenen, na
■een paar weken nog in t bezit te zijn van twee derden harer
officieren en kader. Daar op aanvulling uit het moederland niet
mag worden gerekend en het aantal reserve-officieren, zeker bij
ons wapen, in eenige seconden is te tellen, zal wel niet nader
aangetoond behoeven te worden, dat reeds vrij spoedig na het
uitbreken van den krijg de functiën van den luitenant voor een
deel door onderofficieren, die van den onderofficier door korpo
raals zullen moeten worden vervuld.
Meer dan een sprekend voorbeeld levert ons de Russisch-Japan-
sche oorlog. Wanneer we lezen welke enorme verliezen verscheide
ne batterijen in één dag vechtens leden, dat van deze afdeelingen
soms ook de inmiddels tot officier bevorderde onderofficieren groo-
tendeels niet meer tot de strijdenden behooren, kan het ons niet
verwonderen, dat het Japansche leger langzamerhand een nijpend