930 De Genietroepen, die zooals wij zagen te Siroen waren achter gebleven, kregen nu opdracht de brug over de Lingkar, die nog. slechts één plank breedte had, te verbeteren en toen die nage noeg gereed was, kwam juist het 3e Bataljon uit Gani aan- marcheeren. De batterij bracht nu haar vuur op Pasar Iboe, Tjot Goet en ten slotte op Adjé, waaruit de troepen beschoten werden, waar door dat vijandelijk vuur tot zwijgen werd gebracht. Te 1 u. 50' n.m. toen bijna allen gepasseerd waren, werd aan de batterij last gegeven op te leggen, terwijl de reserve verder als achterhoede moest optreden. Half drie kwamen de laatste troepen Siroen binnen. De vijanden hadden slechts een Hauwen tegenstand geboden. Volgens berichten, die bij den wd. controleur Vosmaer binnen kwamen, beliepen de verliezen hunnerzijds slechts 5 gesneuvel den en 12 gewonden, allen behoorende tot de benden van T, Brahim Montassik, T. Bintang en Habib Sarih. Onzerzijds was een Amboineesche sergeant van het 3e Batal jon gesneuveld en waren tien minderen gewond. Verschoten waren: 1 Granaat, 60 G.K. T., 28944 Beaumont— en 4000 patronen voor geweren van 6.5 m.M. 's Middags te 3 ure werd uit Siroen waargenomen, dat een- vijftiental Atjehers de pas herstelde brug over de Kr. Lingkar bezig waren weer af te breken. Drie G. K. T. schoten waren- voldoende om hen te verdrijven. Van Lamdjamoe ging te 8 u. v.m. een patrouille het voor terrein verkennen, natuurlijk slechts op korten afstand voor den post; de vijand liet haar rustig begaan, 's Avonds blijkbaar- minder goed gezind, nam hij den post uit Lam Hassan een weinig onder vuur. Een sectie infanterie, gezonden met het doel die schutters zoo mogelijk te verrassen, keerde terug zonder iets gezien te hebben. Door eene ontijdig gesprongen granaat van de 20 c.M. mortier werd in de batterij alleen materieele schade aangericht. Een der talrijke 's nachts uitgezonden hinderlagen, nl. tusschen de posten Lam Ring en Lampeneroet, ontwaarde te lH/g u. n.m..

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 326