931
op 10 passen eene bende van 15 man. Een salvo daarop afge
geven had blijkbaar weinig uitwerking. De vijand verdween
■onmiddellijk, na zelf een vijftal schoten te hebben gelost.
De doorzoeking van het terrein leverde niets op.
Aan boord van H. M. Nias hadden zich in den morgen van
•den 2en een tweetal volgelingen van Oemar gemeld, ieder een
•acbterlaadgeweer, patroonzak en patronen medebrengend.
Zij verklaaiden, dat hun het leven in de VI Moekims ondraag
lijk werd gemaakt en zij toch niet van plan waren tegen de
■compagnie te strijden.
Allerlei inlichtingen werden door hen gegeven omtrent de op
Oemai s last gebouwde en bezette versterkingen, loopgraven
■enz., zoo deelden zij o.a. mede, dat een benting in Lam Manjang
op den weg naar Lamtih door een veertigtal Pedireezen onder
Teungkoe Klibeuh (jongere broeder van Teungkoe Mat Amin)
■bezet was. Daar T. Oemar hen nog niet al te best vertrouwde,
had hij hen met voorladers bewapend.
Een tweetal bentings in Lam Isi liet hij door volk uit Daja
bewaken, die voor een deel althans Beaumontgeweren hadden.
Volgens hen waien Panglima Poelau en Ketjiq Bintang Lam
Loempoer Oemars beste aanvoerders; deze bezetten dan ook
§een versterkingen, maar hadden eene mobiele macht van 300
man, gewapend met Beaumontgeweren en in uniform zwart tenue
gekleed, onder zich.
Instede van helmhoeden, droegen die lieden hoofddoeken, anders
waren zij best met onze soldaten te verwarren. Hunne bestem
ming was overal hulp te verleenen waar dat noodig was.
T. Oemai zelf hield zich nog steeds in of bij zijne woning te
Lampisang op. Aan alle geweerdragenden had hij 50 patronen
verstrekt, doch veiboden te schieten, voordat de kompenie zeer
nabij was.
Over royaliteit van Oemar's zijde waren zij niet erg te spreken.
Volgens hen betaalde hij niemand en gaf ook geen eten. De
Pedireezen leefden op kosten van de kampongbewoners.
Totaal zouden 5000 strijdbare mannen te zijner beschikking
gestaan hebben, waarvan hij slechts aan een 500-tal geweren
zou hebben verstrekt.
Onze beide vrienden beweerden nog dat de arme lieden, die