635 Is van deze vuurmonden de eigenlijke bediening al vereen voudigd, de kennis van de inrichting, het onderhoud en de meest voorkomende storingen met hunne herstellingswijzen, alsook de bekendheid met den aanmaak der verschillende munitiën, stelt de hoogste eischen aan ieder gegradueerde, aan elkeen zelfs die geroepen kan worden eenmaal de rol van St. Ct. te vervullen: nu nog onderofficieren en korporaals, later ook de handigsten onder de kanonniers. Doch ook de vuurleiding met deze geschutsoorten, die voor den m ontwikkeling zooveel hooger staanden officier reeds veel moei lijkheden oplevert, moet zeker voor den onderofficier, den eersten reserve-vuurleider, nog oneindig zwaarder zijn en vele en lang durige practische oefeningen eischen. Exercitiën worden thans op ruimen voet gehouden, doch steeds in de forten en in de ka zerne-batterijen. Het meest noodige, het vuren te Batoe Djadjar, blijft tot een minimum beperkt; de leiding (vuurleiding) be rust voornamelijk bij de officieren, het kader bedient mede en ziet toe, speelt eene tweede vioolpartij. Wel worden in de laatste paar jaren ook de onderofficieren in de gelegenheid gesteld eens een vuur te leiden, dat is althans een stap nader tot den vrede, maar met het nieuwere geschut zijn het steeds de luitenants of de kapiteins die de projectielen bestedenwel is waar is zulks een gevolg van het beperkt aantal dat daarvan jaarlijks wordt toegestaan en van de groote kosten aan het schie ten met snelvuurmaterieel verbonden (niettegenstaande bij de zwaarste kalibers oefeningsladingen bestaan), maar daarom is het toch niet minder jammer, want van toekijken alleen leert niemand veel. Doch afgescheiden van dit laatste dient de vraag gesteld: bezit ons kadei voldoende intellect; is zijne opleiding zoodanig geweest, dat het, desnoods zonder de hoog noodige practisch opgedane eivaiing, te gelegenertijd den officier kan vervangen? Ziedaar eene vraag, die ontkennend moet worden beantwoord. In hoofdzaak staat het kader intellectueel niet hoog en vee), veel lager over 't algemeen dan dat van het Nederlandsche legei, hoewel daar toch de bewapening wel uitgebreider, verschei- ■dener, doch niet zoo „up to date" is als bij ons. 't Is betreurenswaardig, maar niet minder waar, dat de uit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 33