636
Europa gekomen onderofficieren, afgescheiden van hunne kennis;
der Maleische taal en van het karakter van den inlander, over
't algemeen als de beste elementen worden beschouwd.
Ten eerste is de opleiding ginds, helaas, beter dan hier, waar
zij zich nog niet geheel heeft kunnen losmaken van voorlaad-
geschut en steenmortier-toestanden, met andere woorden, waar
zij, hoewel sinds veel verbeterd, niet genoeg met den tijd is
medegegaan. Bij vergelijking tusschen wat bv. een Nederlandsch
aspirant-onderofficier te verwerken krijgt van wiskunde, bere
keningen op elementair ballistisch gebied, indirecte richting,
kaartvuur enz. met wat van onze korporaals wordt gevraagd
om tot sergeant bevorderd te kunnen worden, zien we een
beduidend verschil.
Ik herinner me eens, als cadet bij een der regimenten vesting
artillerie gedetacheerd zijnde, verbaasd te hebben gestaan, toen
ik een les bijwoonde, die door een sergeant-vuurleider uit Go-
rinchem aan onderofficieren werd gegeven ingoniometrie, vlak
ke meetkunde, versterkingskunst en eenvoudige ballistiek; de
duidelijke wijze van uitleggen van den instructeur en het blijk
baar goed begrijpen der leerlingen was meer dan te roemen.
Niet de helft van dat alles zou hier gevraagd noch beantwoord
kunnen worden. Eenmaal de kaderschool verlaten hebbende,
krijgt de onderofficier hier te lande zoogoed als geen weten
schappelijke opleiding (om het zoo eens te noemen) meer en de
drie of zes maanden die de korporaal op die inrichting doorbrengt
zijn ternauwernood voldoende om hem zijne reglementen en
voorschriften in te prenten. Allereerst zou dus de studietijd
verlengd moeten worden.
Daarbij heerscht chronisch gebrek aan kader en kan dus wei
nig tijd worden uitgetrokken tot het opdoen van meerdere
theoretische kennis; het gemis der Hollandsche wintermaanden,
zoo geschikt voor lessen en theorieën, doet zich daarbij sterk ge
voelen. Ook houde men in 't oog, dat de heeren te Batavia,
Batoe Djadjar en Soerabaja nog in bijzonder gunstige omstan
digheden verkeeren. Zij die op de overige plaatsen in garni
zoen zijn weten van weinig of niets, tot zij eensklaps naar een
dier plaatsen worden overgeplaatst en dan feitelijk alles opnieuw
moeten leeren.