BILLIJK 1 Het is een veelvuldig voorkomend verschijnsel, dat over onbil lijke toestanden of bepalingen, het leger betreffende, veel wordt gemopperd in particuliere gesprekken, zonder dat iemand de moei te neemt die in 't openbaar te behandelen en op die manier ter kennis te brengen van hen, die krachtens ambt en rang de macht hebben daarin verbetering aan te brengen. We hebben hier niet op 't oog allerlei persoonlijke grieven, want die behooren niet thuis in een tijdschrift, gewijd aan de belangen van het Leger, maar werkelijk ernstige onbillijkheden, waarvan een ieder bij nadere kennismaking zal moeten getuigen, dat zij misstanden zijn, die rechtmatige ontevredenheid wekken en daarom dus in het nadeel zijn van ons leger. In de eerste plaats dan willen we de aandacht vestigen op de bestaande indemniteit voor paaraenfourage, toegekend aan ■een luitenant-adjudant der infanterie. Het is van algemeene be kendheid, dat eene benoeming tot luitenant-adjudant geldt als eene onderscheiding, die slechts wordt toegekend aan de besten onder de 2 sterren dragende voetknechten. Een troepenofficier, die te velde blijken geeft van groote bruikbaarheid, een vlot ruiter is, in't garnizoen steeds boven zijne kameraden uit blinkt, komt al gauw in aanmerking voor luitenant-adjudant, eene be trekking, die de functiën van troepen- en bureau-officier in zich vereenigt. Hij toch is den korpscommandant behulpzaam in het controleeren van den dienst bij het bataljon, zoowel op practisch als op administratief gebied. Hij vormt de schakel tusschen compagnies- en korps-commandant 1) en is meermalen ■door zijne meerdere ervaring de vraagbaak van de jonge offi cieren van het korps, in één woord de betrekking van luite nant-adjudant is van zeer kieschen aard, zooals onlangs nog eens 1) Dit ia naar onzr meening een beslist verkeerde opvatting. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 352