978 missie; er gebeurde evenwel niets. Alleen vertoonde zich een 400tal geweerdragenden van Kiwong-Ona te Woereh (N. W. kust van Adoenara) met het doel naar den Floreswal over te stekentoen zij echter vernamen dat Larantoeka door een sterke macht (3 Juli waren nog 35 man van het tijdelijke Koepangsche korps onder een instructeur aangekomen) bezet was, gaven zij hun voornemen op. Ondertusschen waren alle onderhoorige hoofden van Laran toeka opgeroepen naar de hoofdplaats, waaraan zij voldeden; alleen de hoofden van Kiwong-Ona en Tanah-Boling (Z. O. ge deelte van Adoenara) had men niet durven oproepen, daar men zeker wist dat de zendelingen vermoord zouden worden. ATa aldus de zaken geregeld te hebben, vertrok de Resident 12 Juli naar Koepang en keerde van daar 22 Juli weer te La rantoeka terug, waar hij den toestand voldoende geconsolideerd achtte om, zonder vrees voor rustverstoring aldaar, over te kun nen gaan tot reiniging van den Augias-stal op Adoenara, in de eerste plaats tot tuchtiging van Kiwong-Ona. Tocht naar Kiwang-Ona. 25 Juli vertrek de Resident met H.Ms. „Mataram" en het Gouv. s.s. „Pelikaan" van Larantoeka naai Passer Samara (zuidkust van Adoenara), van waaruit de tocht naar Kiwong-Ona zou beginnen. 26 Juli kwamen daar bovendien 1000 man hulptroepen, verre weg de meesten geweerdragenden van de Solorsche radja's (n.l. die van Trong, Lamahala, Lamakera en Lawajang, allen op Adoe nara), terwijl den 24sten reeds 460 geweerdragenden van den ïadja van Adoenara naar Trong (ten W. van Passer Samara) waren overgevoerdten slotte zou ook de wd. radja van Laran toeka met 60 volgelingen den tocht mede maken. Het geheel landingsdivisie, politie en hulptroepen stond onder bevel van den commandant van H.Ms. „Mataram". De landingsdivisie marcheerde in de voor-, de huptroepen in de achterhoede. De weg naar Kiwong-Ona (6 paal) steeg onmerkbaar en was zeer goed begaanbaar. Na 2 uur marcheerens, nog voordat de hoofdkampong bereikt was, werd de colonne opgewacht door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 374