979 Djariamang, een neef van Djoega, met een witte vlag, die mede deelde, dat Kiwong-Ona zich wenschte te onderwerpen en Djoega zich in de kampong bevond. De marsch werd voortgezet; uit de aanwezigheid van verdedigingswerken enz. bleek, dat men zich oorspronkelijk wel had willen verdedigen. De hulptroepen buiten latend, trok de rest der colonne de kampong binnen, waaiin de bevolking gedeeltelijk aanwezig was; Djoega werd echtei niet aangetroffen, doch kwam, nadat hij op zijn ver zoek door den radja van Lamahala (ten W. van Passer Sa mara) was afgehaald. Hij veiklaaarde steeds gehandeld te hebben op last van zijn radja Don Lorenzo. Onder veel tegenstand werd hij gebonden, in een tandoe meegevoerd en op de „Mataram" in arrest gesteld. Later werd hij door de verzamelde hoofden te Larantoeka tot 20 jaar dwangarbeid in den ketting buiten het Gewest veroordeeld. Nadat nog eenigen tijd in de kampong verbleven was en buiten de kampong eenige salvo's waren afgegeven op saamgestroomd bergvolk, dat eenige schoten op de colonne had gelost, werd de terugmarsch aanvaard met de hulptroepen in de voorhoede. Om 3 uur n.m. was alles aan het strand terug. Daar te Passer Samara niet voldoende drinkwater te krijgen was, keerden de hulptroe pen van Adoenara naar Trong, die van de Solorsche vorsten naar hunne kampongs terug; de landingsdivisie embarkeerde weer, terwijl de politiemacht te Lamahala bivakkeerde. Bovengenoemde Djariamang, die uit schrik gevlucht was (waar bij hij gewond werd), bood 28 Juli zijne excuses aan, en daar het bleek, dat voornamelijk door zijn toedoen Djoega van verzet had afgezien, en mede omdat hij volgens de adat de naaste recht hebbende was, werd bepaald, dat hij als hoofd van Kiwong-Ona zou optreden. Aan dat landschap werd een boete van f 3000 op gelegd, waarvan f 1000 den volgenden dag (29 Juli) moest betaald zijn. Dit geschiedde. De rest moest vóór 4 Augustus te Laran toeka betaald worden dit had echter eerst 7 of 8 Augustus plaats. Eene excursie tegen Tanah-Boling (zie boven blz. 978) bleek niet noodig, daar het hoofd dezer kampong 25 Juli reeds voldaan had aan een oproeping om op de „Pelikaan" te verschijnen. Tocht naar Hinga. 30 Juli vertrok de Resident met beide meer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 375