984 -
ontboden. Dat van Nangabaa kwam 's avonds aan het strand
op eenigen afstand bewesten Endeh, vergezeld van veel gewa-
penden; hij beweerde niet binnen Endeh te durven komen en
verzocht den posthouder en den radja bij hem te komenin ver
band met 's mans reputatie werd aan dat verzoek niet voldaan.
1 September verstoomde de „Mataram" naar Nangabaa (op
schets Nangabaah), welke kampong 300 M. van het strand verwij
derd ligt. De posthouder en de radja van Endeh gingen met
weinige volgelingen aan wal en hadden op het strand een ont
moeting met het hoofd van Nangabaa dien zij tevergeefs trach
ten te bewegen naar Endeh te komen tot bespreking en uit-den-
wegruiming der hangende kwestie.
Met het oog op het steeds aangroeiend aantal gewapenden,
ging de landingsdivisie aan wal; op het gezicht hiervan en nadat
zendelingen van WatoeSipi het hoofd van Nangabaa hadden
opgestookt in geen geval naar Endeh mede te gaan, vluchtte
dit hoofd landwaarts in en begonnen zijne volgelingen te vuren.
Hierop rukte de landingsdivisie op, verdreef den vijand en ver
meesterde de bij het strand gelegen kampong benevens een
hooger gelegen kamponggedeelte; hierbij sneuvelde o. z. één
mindere en werden één officier en twee minderen gewond.
De kampong werd verbrand en de vijand, die 9 dooden kreeg
en waarvan één der hoofden in onze handen viel, vluchtte in
het dichte struikgewas.
De landingsdivisie keerde hierop naar boord terug en in den
avond (1 Sept.) vertrok de „Mataram" naar Koepang om den
Resident wan een en ander op de hoogte te brengen.
4 September vertrok deze bodem met den controleur en 60
gewapende politiedienaren onder 2 instructeurs weder naar En
deh, waar zij 5 September aankwam.
Daar werd vernomen, dat de bevolking van Nangahaah was
gevlucht naar Watoe-Sipi; hoofden van niet bij de zaak betrok
ken kampongs hadden zich sedert bij den posthouder gemeld.
Op 6 September uitgezonden boodschappers naar Watoe-Sipi
berichtten, dat de vijand, wiens aantal op 800 man werd geschat,
weigerde zich te onderwerpen;
dat de kampong versterkt was door 1 M. hooge en even dikke
muren, terwijl versperringen waren aangebracht;