989 horde van gevlochten bamboe dan wel een lichte pagger was aangebracht, met het doel het inwendige van de kampong aan het oog te onttrekken. Yersperringen bestonden uit randjoes, springlansen en wolfs kuilen, deze laatste soms met bladeren en takken bedekt. Aan het voornemen van den Resident om op 31 October een tocht te ondernemen naar de Oostw. van Enden gelegen kam pongs Manoe-Ngoah (of Manoeggoah) en Roworëki, en het ten N. van Watoesipi gelegen Noeabosi, van waaruit 23 Sept. tij dens den tocht naar Mbomba op de colonne was geschoten, behoefde geen uitvoering gegeven te worden, daar die kampongs middelerwijl hunne onderwerping kwamen aanbieden. De opge legde boeten werden den 3den November voldaan; dienzelfden dag vertrok de „Gelderland" op machtiging van den Resident naar Tandjong-Priok, dat den 8en November werd bereikt. De Resident vertrok 3 November per „Pelikaan" naar Koepang. De „Mataram" bleef voorloopig nog te Endeb, evenals de controleur. Aangezien de nog voortvluchtige hoofden der getuchtigde kampongs successievelijk zich kwamen melden, of althans stap pen daartoe deden, oordeelde de controleur de aanwezigheid van de „Mataram" te Endeh spoedig eveneens overbodig'. 9 November vertrok deze bodem naar Koepang, van waar de reis naar Lombok werd voortgezet. De aan Nangabaah en Komandaroe opgelegde boete was reeds in December betaald. In die maand kreeg een gedeelte van de bevolking van Watoesipi, dat zich van hun hoofd had afge scheiden, toestemming naar hunne woonplaatsen terug te kee- ren tegen betaling van een boete; aan deze voorwaarde was in Januari 1905 geheel voldaan. De landstreken en kampongs, die den voortvluchtigen hoofden van Nangabaah en Watoesipi hulp verleend hadden of hen nog herbergden, werden zooveel doenlijk beboet. In Maart 1905 onderwierp zich de oudste zoon van laatstbe doelde groote, een der meest woelige onderhoofden van Watoe sipi, en werd door den Radja en de Rijksgrooten van Endeh tot 20 jaar dwangarbeid veroordeeld wegens verzet tegen het wet-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 385