997 geschut voor de vestingartillerie, tot wier taak de behandeling van deze laatste geschutsoort ook meer eigenaardig behoort. Yerder heeft men in groote staten, zooals Duitschland en Frankrijk, de noodzakelijkheid ingezien reeds in vredestijd z.g. belegeringstreinen op te leggen, ieder 200 vuurmonden van zwaar, middelbaar en klein kaliber tellende en bestemd om bij belegering van permanente stellingen of groote kringvestingen daartegen in werking te worden gebracht. Uit den aard der zaak valt de bediening dezer treinen ook ten deel aan de vestingartillerie. De treinen volgen voorloopig het veldleger niet en worden eerst opgevoerd, zoodra de behoefte er aan zich doet gevoelen. Een Duitsch houwitserbataljon van 4 batterijen van 15 c.M. zonder bagagetrein heeft een marschdiepte van 1100 M.een mortierbataljon van 2 batterijen van 21 c.M. van 1050 M., ter wijl een munitiecolonne 320 M. diep is. Om gedurende den marsch, in bivak, tijdens de werkzaam heden bij het laden en lossen, het in stelling komen en vuren enz. 1) in de beveiliging dier treinen te voorzien, ze niet geheel hulpeloos te doen zijn bij een aanval eener kleine vijandelijke afdeeling, in één woord om de batterijen zelfstandigheid en onaf hankelijkheid van de andere wapens te verzekeren, was het nood zakelijk de daarbij ingedeelde artilleristen van een vuurwapen te voorzien, wilde men ten minste hiervoor niet voortdurend een deel der infanterie bestemmen, welke daardoor aan haar eigenlijke bestemming onttrokken zou worden. Reeds in den oorlog van 1870 deed zich voor de Duitsche belegeringsartillerie, die zulk een werkzaam aandeel had aan dien oorlog, de behoefte aan geweren gevoelen, ten einde voor eigen beveiliging te kunnen zorgen. Meerdere compagnieën wer den om die reden elk met 50 Fransche geweren bewapend. Bij het beleg van Longwy moesten de werkzaamheden tot het bouwen der eerste aanvalsbatterij gedekt worden door een keten van vestingartilleristen, daar de voorpostencommandant dekking weigerde. 1) Een Duitsch hcuwitserbaiaijon telt 1000 man, dus per compagnie 250 man. Yoor de vurende batterij rekent men voor bediening, munitieaanvoer enz. 100 man noo- dig te hebben, zoodat ongeveer 600 man per bataljon voor de beveiliging beschikbaar zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 393